Taak en plaats van een directeur van een
coöperatieve vereniging
Op donderdag 10 september 1964 heeft te
Utrecht de jaarlijkse algemene vergadering van
de Kassiersvereniging plaatsgevonden. Zoals
gebruikelijk, was hst ochtendgedeelte van de
vergadering gewijd aan een algemeen onder
werp, dat voor kassiers van belang is.
Uiteenzetting van de heer Bilker
Het onderwerp van de laatstelijk gehouden
jaarvergadering was: „Taak en plaats van de
directeur van een coöperatieve vereniging". De
heer J. Bilker, directeur van het Opleidings- en
Conferentiecentrum voor de Landbouw te De
Steeg, lichtte dit onderwerp toe. De belangrijkste
conclusies uit zijn betoog waren:
1. De positie van de directeur van een coöpe
ratieve vereniging is min of meer uit het niets
gegroeid. In tegenstelling tot de naamloze ven
nootschap, komt bij de coöperatieve verenigin
gen een wettelijke regeling van de positie van
de directeur niet voor. Bij de meeste coöperaties
is het zo gegaan, dat de aanvankelijk onder de
benaming beheerder, zaakvoerder of iets derge
lijks aangestelde personeelsleden hun positie
allengs tot een eigenlijke directeurspositie heb
ben zien uitgroeien. Ook bij de boerenleen
banken constateerde de heer Bilker dit zelfde
verschijnsel: de benaming „kassier" wordt veelal
niet meer passend gevonden, omdat daarin niet
meer een juiste aanduiding wordt gezien van de
functie. Naar de mening van de heer Bilker is
het gebruik van de benaming directeur passend,
indien het bedrijf in verschillende afdelingen
wordt gesplitst.
2. De directeur is te beschouwen als het
hoogste personeelslid. Bovendien is hij de ge
delegeerde, aan wie het bestuur zijn taak heeft
overgedragen, in de eerste plaats omdat het be
stuur geen tijd heeft om alle zaken van de ver
eniging zelf af te doen en in de tweede plaats
omdat het bestuur veelal de vereiste deskundig
heid zal missen.
3. Het overdragen van een taak houdt tevens
in het overdragen van bevoegdheden. Maar met
de overdracht van bevoegdheden ontstaat aan
de andere kant de noodzaak de bestuursleden op
de juiste wijze in te lichten omtrent alles wat
zich bij de coöperatieve vereniging afspeelt. Wie
een beslissingsrecht heeft, heeft ook een mede
delingsplicht. Dat de bestuursleden op het ge
bied van de eigenlijke bankzaken minder des
kundig zullen zijn, is volgens de heer Bilker niet
als een bezwaar aan te merken; het verschijnsel
dat de definitieve beslissingen veelal genomen
moeten worden door de personen, die niet over
een gespecialiseerde deskundigheid beschikken,
doet zich ook bij andere bedrijven vaak voor,
zonder tot bijzondere moeilijkheden aanleiding
te geven.
4. Wat betreft de eisen, die aan de directeur
van een coöperatieve vereniging gesteld moeten
worden, moet niet slechts de nadruk op vak
kennis, maar ook op gevoel voor de coöpera
tieve mentaliteit worden gelegd. De directeur/
kassier van een boerenleenbank moet zich niet
in de eerste plaats als bankdirecteur beschou
wen, maar als leider van een coöperatief bedrijf.
De heer Bilker sprak de hoop uit, dat bij de op
leiding van nieuwe kassiers, welke thans op de
Centrale Bank in voorbereiding is, ook dit aspect
aandacht zal hebben.
5. Naarmate het bedrijf van een coöperatieve
vereniging zoals een raiffeisenbank/boerenleen-
bank groeit, wordt de directeur/kassier in
meerdere mate geconfronteerd met de vraag, op
welke wijze hij aan de overige personeelsleden
leiding dient te geven. Op deze vraag kan niet
een algemeen antwoord gegeven worden: in alle
omstandigheden zal de juiste vorm van samen
werking afzonderlijk gevonden moeten worden.
Van het peil van de medewerkers hangt af of er
behoefte bestaat aan een meer „democratisch"
leiderschap dan wel aan een meer „autoritaire"
gezagsverhouding. Elke directeur/kassier zal er
goed aan doen, zijn eigen optreden telkens op
nieuw kritisch te bezien.
Debat
Uit het debat, dat na deze inleiding, waarvan
wij hier slechts de voornaamste onderdelen heb
ben kunnen vermelden, volgde, bleek hoe zeer
de behandelde kwesties de aanwezigen hadden
geboeid. Dit was natuurlijk ook toe te schrijven
aan de wijze, waarop de heer Bilker het door
hem behandelde onderwerp wist toe te lichten.
Aan het debat werd deelgenomen door de heren
319