worden gepubliceerd, bijzonder instructief. Uit
de jongste desbetreffende publikatie bleek dat
de lopende rekening van de betalingsbalans in
het tweede kwartaal op kasbasis is afgesloten
met een tekort van f 596 miljoen tegen een te
kort van 299 miljoen in het eerste kwartaal
van het jaar. In 1963 was er nog sprake van
een overschot van 250 miljoen in het eerste
kwartaal en een tekort van slechts 58 mil
joen in het tweede kwartaal. De achteruitgang
in het eerste halfjaar ten opzichte van de over
eenkomstige periode van 1963 bedraagt dien
tengevolge 1087 miljoen, ongeveer gelijk ver
deeld over beide kwartalen. De achteruitgang
ten opzichte van het tweede kwartaal van 1963
komt echter praktisch geheel voor rekening
van het goederenverkeer.
Op transactiebasis beloopt het tekort niet
minder dan 800 miljoen tegen f 265 miljoen
in het tweede kwartaal van 1963 en voor het
eerste halfjaar in totaal circa 1350 miljoen
tegen f 261 miljoen.
Het kapitaalverkeer was in het tweede kwar
taal met een uitgavensaldo van f 3 miljoen
vrijwel in evenwicht, waartegenover in het
tweede kwartaal van 1963 een batig saldo werd
geregistreerd van 114 miljoen. Uit een oog
punt van de ontwikkeling op de kapitaalmarkt
is het belangrijkste verschijnsel, zoals hiervoor
reeds bleek, de hervatting van de verkopen van
binnenlandse effecten naar het buitenland,
thans goeddeels in de vorm van obligaties,
welke ontwikkeling zich ongetwijfeld in het ge
hele derde kwartaal heeft voortgezet.
zal leiden tot een netto-afvloeiing van onge
veer een miljard aan deviezen naar het buiten
land, in aanmerking genomen de geraamde ka
pitaalstroom naar ons land. Dit gevoegd bij de
verdere toeneming van het nationale inkomen
en het straffe kredietbeleid van de Neder-
landsche Bank is voor het Plan Bureau aan
leiding voorshands de handhaving van een
hoog rentepeil te verwachten. Daaruit zou men
dus moeten concluderen dat het niet waar
schijnlijk is te achten, dat de daling van de
rentevoet in de naaste toekomst grote afme
tingen zal kunnen aannemen.
Belangwekkend zijn evenzeer de verwach
tingen die ten aanzien van de financierings
behoeften van het Rijk in de Miljoenennota
worden uitgesproken. Zo zal voor het lopende
jaar nog ongeveer 100 miljoen aan langlo
pende middelen op de publieke kapitaalmarkt
moeten worden gedekt1), terwijl het beroep op
de publieke kapitaalmarkt in 1965 tot slechts
200 miljoen beperkt zal kunnen blijven. Daar
tegenover zal dan echter nog door de aflos
sing op staatsschuld f 550 miljoen naar de
kapitaalmarkt vloeien, zodat al met al de finan
ciering van het Rijk een surplus van enkele
honderden miljoenen voor de kapitaalmarkt zal
opleveren. Daardoor zal de ruimte voor emis
sies van de lagere overheid en van het parti
culiere bedrijfsleven dienovereenkomstig toe
nemen.
De prognose van de Miljoenennota
Ook de Miljoenennota, die op de derde dins
dag van september werd gepubliceerd, heeft
enkele belangwekkende nieuwe gezichtspunten
geopenbaard, die een beoordeling van de voor
uitzichten voor de eerstvolgende maanden en
vooral voor het komende jaar vergemakke
lijken. Wij hebben hier wat 1964 betreft inzon
derheid het oog op het feit, dat op grond van
de gegevens van het Centraal Plan Bureau
1964 als geheel een tekort op de betalings
balans (lopende rekening) in de orde van
grootte van 1 miljard wordt voorzien, dat
De thans aangekondigde lening van 200 miljoen dient
derhalve reeds ten dele voor dekking van de behoefte
van 1965.
310