Resolutie IXe algemene vergadering C.I.CA.
Hieronder volgt een vertaling van de tekst van de resolutie, welke aan het slot van de jongste
C.I.C.A.-vergadering met algemene stemmen werd aangenomen.
De in Scheveningen van 710 september 1964 gehouden algemene vergadering van de Inter
nationale Vereniging voor Landbouwkrediet C.I.C.A. die de vertegenwoordigers van gespeciali
seerde kredietinstellingen uit 17 landen omvat, heeft, onder voorzitterschap van de heer A. Cramois,
na zowel de toespraken van de heer S. L. Mansholt, vice-president van de E.E.G. en de heer B. W.
Biesheuvel, minister van Landbouw en Visserij van Nederland, te hebben aangehoord, alsmede na de
door de heren J. S. Keijser (Nederland), Ph. C. M. van Campen (Nederland), A. Florquin (België),
J. Kleinhans (Duitsland), J. H. Morgan (Groot-Brittannië), U. Baldini (Italië) en E. H. Thomas (Frank
rijk) uitgebrachte rapporten besproken te hebben, de volgende resolutie aangenomen.
De algemene vergadering herhaalt de verklaringen van de achtste algemene vergadering in
1962 te Hamburg gehouden en stelt opnieuw, dat het landbouwkrediet voor de financiering van de
landbouw in alle landen een beslissende rol blijft spelen; het is een onontbeerlijk middel om de ont
wikkeling van de landbouw als onderdeel van een groeiende economie mogelijk te maken. Het land
bouwkrediet werkt hoofdzakelijk in twee richtingen: enerzijds de landbouwstructuur en anderzijds de
organisatie van de afzet van landbouwprodukten.
1. Ten aanzien van de landbouwstructuur neemt de algemeene vergadering het volgende stand
punt in:
Samenvoeging van landbouwbedrijven, bedrijfsvergroting en investering zullen tot een verbetering
van de economische situatie van het familiebedrijf leiden.
Bij het verlenen van kredieten aan de landbouw moeten de kredietinstellingen aandacht besteden
aan de rentabitliteit van de investeringen, zodat aflossing en rente regelmatig kunnen worden
voldaan en het bedrijfskapitaal, na redelijke onttrekking t.b.v. het gezin, op bevredigende
wijze kan aangroeien. Met het oog hierop wijst de vergadering erop, dat het instandhouden van
bedrijven, welke geen bevredigend inkomen opleveren, noch in het algemeen belang noch in het
belang van de individuele boer is.
Aan de bestuurstafel, de heren M. Lecardonnel, adjunct-secretaris van de C.I.C.A., C. J. F. Lefort, directeur-generaal van de
Banque Frangaise de l'Agriculture et du Crédit Mutuel en ir. J. S. Keijser.