Financieel overzicht Renteclimax Het verloop van de rentestand zoals dat zich weerspiegelt in de beurskoersen van de obli gatieleningen, en dan in het bijzonder die van de Staat, evenzeer als in de emissiekoersen die voor nieuwe leningen worden vastgesteld, heeft in de maand augustus weer in het middelpunt van de belangstelling gestaan bij al diegenen, die zich voor de ontwikkeling van de rente dan wel voor het monetair-economisch evenwicht interesseren. Men weet dat de veranderingen, die zich op monetair-economisch gebied hier in Nederland hebben voltrokken als rechtstreeks gevolg van de z.g. loonexplosie, als een krach tige stimulans hebben gewerkt voor een ver snelde rentestijging en clat deze haar oorsprong vond in de verslechtering van handels- en be talingsbalans, gepaard gaande met een aanzien lijke afvloeiing van deviezen naar het buitenland in de achter ons liggende maanden. Als gevolg van een en ander moest teri slotte de uitgiftekoers voor nieuwe leningen op 6 worden gesteld, waarmee de publieke kapitaal markt zich eenvoudig aanpaste aan de situatie, die tevoren op de onderhandse leningmarkt was ontstaan. Intussen is gebleken, dat zodra hier te lande het rentepleil op 6 komt, van alle zijden middelen loskomen. Dat rendement van 6 werkt blijkbaar als een magneet op particulieren en institutionele beleggers, zowel op die in het binnenland als op die in het buitenland. Dat kan men afleiden uit het feit, dat op verschillende uitgiften, die er in de afgelopen maand en in de eerste week van de maand september hebben plaats gevonden, slechts zeer geringe percen tages kon worden toegewezen aan de in schrijvers met als gevolg, dat voor die lening objecten vrijwel onmiddellijk agio's boven de emissieprijzen golden van 21/2 of meer. Het staat vast dat het buitenland regelmatig op de staatsfondsenmarkt materiaal heeft opgenomen, hoewel het rendement daarvan niet of boven 5i/2 is gekomen en daar nog met een beperkte marge onder is gebleven, terwijl ook steeds bij de gehouden inschrijvingen wij hebben hierbij het oog op de 6 lening P.G.E.M. tot een be drag van 15 miljoen, waarvan tevoren 5 miljoen op inschrijvingsvoorwaarden was geplaatst, de 5% lening groot 30 mil joen van de Europese Investeringsbank, die a 96 werd uitgegeven, en de 6 lening groot 50 miljoen van de Nationale Investeringsbank (de voormalige Herstelbank), die tot een bedrag van 50 miljoen eveneens a pari werd geëmit teerd belangstelling van de zijde der buiten landse beleggers aan de dag trad. Twee verheugende conclusies kunnen hieruit worden getrokken. Wat het buitenland aangaat, dat men van die zijde een ongeschokt vertrou wen in Nederlands vermogen tot herstel van het monetair-economische evenwicht binnen afzien bare tijd koestert, alsook dat de kans op een voortzetting van het reële renteniveau boven het peil van 6 gering wordt geacht. En wat de grote animo van Nederlandse kant aangaat, mag men in het gunstige onthaal van de 6 ren derende leningen stellig evenzeer een aanwijzing zien voor de verwachting, dat hiermee een hoogtepunt is bereikt, waarbij men zich klaar blijkelijk spiegelt aan de gang van zaken in de jaren 1957/58 toen met de uitgifte van een 6% rentende lening van de Bank voor Nederland- sche Gemeenten het hoogste punt werd be reikt. Onderhands nog krapte Het valt intussen moeilijk concreet te berede neren, dat wij inderdaad reeds aan de vooravond zouden staan van een rentedaling. Een dergelijke conclusie ware stellig voorbarig. En wel om ver schillende redenen. Wenden wij de blik naar de ondershandse leningsector van de kapitaalmarkt dan moeten wij vaststellen, dat daar nog steeds een grote kapitaalschaarste aan de dag treedt, die zich daarin weerspiegelt, dat het bedrijfs leven op een basis van 6 rente niet in staat is de bestaande behoeften voldoende te dekken. Er worden dan ook stellig nog leningcontracten op een enigszins hogere rentebasis afgesloten, waarbij de kwaliteit van de debiteur uiteraard ook gewicht in de schaal legt. Voor hyptheek gelden daarenboven nog rentetarieven tot 61/2 a 63/4 273

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 15