ZORGVULDIGE TOEPASSING
Het is niet de eerste keer dat ingrijpende
maatregelen moesten worden getroffen. De
schaarste-periode 1956/1957 ligt de meesten
van ons nog vers in het geheugen. Ook toen
stonden wij als organisatie van lokale banken
en Centrale Bank gezamenlijk voorde noodzaak
harde maatregelen te nemen tot behoud van de
goede werking van het geheel. Het is goed dit
laatste in het oog te houden. Uit sommige pers
artikelen wij denken bijvoorbeeld aan het
artikel in het Algemeen Dagblad van 27 juli
1964 verkrijgen wij de indruk, dat de orga
nisatie thans bezig is de belangen van de leden
tegen te werken. Zulke oppervlakkige en on
deskundige kritiek kan slechts voortkomen uit
de pen van iemand, die niet weet wat een
coöperatie is en hoe die werkt. Juist het belang
van de leden vraagt handhaving van het interne
evenwicht in de organisatie. Zouden wij dit
principe verlaten, dan hadden wij geen be
staansrecht wegens gebrek aan verantwoorde
lijkheidsbesef.
Door de opbouw en werkwijze van onze or
ganisatie verkeren wij in de gelukkige omstan
digheid, dat de krachten, die het evenwicht bij
de plaatselijke banken afzonderlijk somtijds
verstoren, door de Centrale Bank worden op
gevangen zonder dat daarbij bijzondere maat
regelen nodig zijn. Thans treden deze krachten
door invloeden van buitenaf echter zo massaal
naar voren, dat aan een ingreep niet kon wor
den ontkomen.
De toepassing van de getroffen maatregelen
geschiedt van de zijde van de Centrale Bank
met uiterste zorgvuldigheid. De voorziening in
de normale kredietbehoefte van de land- en
tuinbouwbedrijven wordt zo goed mogelijk vei
lig gesteld. Bij de overige verstrekkingen vindt
een nauwkeurige belangenafweging plaats voor
de organisatie als geheel. Verwacht mag wor
den, dat door de bereidheid van onze plaatse
lijke bestuurders en kassiers om mèt de Cen
trale Bank verantwoordelijkheid te aanvaarden
voor de gang van zaken van de organisatie als
geheel, de huidige fase spoedig tot het ver
leden zal gaan behoren.
OPLEIDING KASSIERS
Om in de toekomst te kunnen voorzien in de
behoefte aan „bedrijfsleiders" bij de aange
sloten banken heeft het Bestuur van de Cen
trale Bank besloten tot de oprichting van een
opleidingsinstituut voor de functie van direc
teur/kassier van een raiffeisenbank/boeren-
leenbank.
De plannen, die daarvoor thans worden uit
gewerkt, bevatten de jaarlijkse indienstneming
door de Centrale Bank van een aantal scherp
geselecteerde jongelui, die in een ononderbro
ken theoretische en praktische cursus gevormd
worden tot vakbekwame en functievaardige di
recteuren/kassiers. Wij denken het onderricht
ten dele in het eigen instituut te geven en ten
dele daarbuiten.
De diploma's voor de extern onderrichte vak
ken zullen behaald moeten zijn om de kandi
daten, na het tevens met succes gevolgd heb
ben van de lessen op de „raiffeisenschool", het
volledige diploma van directeur/kassier te kun
nen uitreiken.
Ongetwijfeld zal deze opleiding zwaar zijn in
verband met de oorzaak om, als gevolg van
de verdergaande ontwikkeling, ook in onze
landbouwkredietorganisatie in toenemende mate
te kunnen beschikken over uitstekende krach
ten voor de leiding van de raiffeisenbanken.
Tot hoofd van genoemde opleiding is be
noemd de heer K. van der Veen, tot dusverre
inspecteur van de Centrale Bank in het rayon
Groningen.
Het ligt in de bedoeling met deze opleiding
te beginnen per 1 september 1965.
SALARIËRING
Met betrekking tot de uitwerking van het
Salarisadviesrapport 1964 is het thans zover,
dat op basis van deze richtlijnen toegezegde
salarisadviezen, behoudens enkele uitzonde
ringen, aan de besturen van de aangesloten
banken zijn uitgebracht. In de loop van de
maand augustus zal ook de correspondentie
over deze adviezen worden afgewerkt, waarna
aandacht zal worden besteed aan adviezen ter
zake van de pensioenvoorziening.
231