Coöperatie Symposium te Groningen Het was ter gelegenheid van het 350-jarig bestaan van de Universiteit van Groningen, dat deze universiteit in samenwerking met de Vereniging voor Hoger Landbouw onderwijs en de Nationale Coöperatieve Raad van 16 tot en met 19 juni 1964 een symposium beiegde, ten einde te komen tot een internationale gedachtenwisseling over de ontwikkelingen bij agrarische coöperaties. Het symposium werd door enkele staffunctionarissen van de Centrale Bank bijge woond. Van de belangwekkende onderwerpen geven wij hieronder een beknopt overzicht. Concentratie Bij zijn inleiding tot het symposium in de aula van de Groningse Universiteit gaf prof. J. L. Mey een uiteenzetting van de beweegredenen tot het kiezen van het onderwerp „Concentratie bij de Landbouwcoöperatie". Bij een situatie van snelle veranderingen in techniek, transport en marktvormen is de coöpe ratie een verstandige vinding, waarbij alleen speciale functies worden samengebundeld, maar de boer zijn zelfstandigheid behoudt. In tegen stelling tot de kapitalistische concentratie, waar de macht en verantwoordelijkheid bij de top samengetrokken wordt, blijft bij de coöperatie de aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid bij de leden berusten. Deze opzet kan echter in een periode van snelle technische ontwikkelingen en veranderin gen in het consumptiepatroon een beletsel vor men voor een eigentijds beleid. Dit kan ertoe leiden, dat de managers beslissingen gaan nemen zonder eerst de leden te raadplegen. Gezien de ervaringen opgedaan met deze ver gaande delegatie wordt bij veel coöperaties de neiging bespeurd om aan de kapitalistische con- centratievorm de voorkeur te geven. Deze nei ging stemt tot nadenken vooral in een tijd van onontkoombare concentratie. Integratie De eerste gast-spreker, de Zweedse professor Svardström zag als belangrijkste drijfveer tot samenwerking in een coöperatie het streven naar een sterke onderhandelingspositie. De te bereiken efficiencyvoordelen zijn moeilijk te meten. Democratische besluitvorming en decen tralisatie achtte spreker fundamenteel. De indi viduele leden zijn dikwijls huiverig voor concen tratie omdat zij de voordelen daaraan verbonden niet kunnen schatten en omdat zij vrezen, dat het gezag aan hen onttrokken wordt. Het meest voor de hand ligt dan ook de concentratie binnen één bepaalde bedrijfstak. Dit levert minder moeilijk heden op bij het bepalen van de financiële bij dragen en de winstuitkering. Niettemin ziet men in de praktijk veelal een zeer snel concentratie proces tussen verschillende bedrijfstakken waar bij de afstand tussen de leden en de manage ment bijzonder groot dreigt te worden. Een markant voorbeeld van concentratie vormt de Zweedse coöperatieve zuivelindustrie, welke in 1939 759 fabrieken omvatte en in 1962 375, terwijl uiteindelijk gestreefd wordt naar ongeveer 100 grote zuivelfabrieken. Terwijl het oorspron kelijk ging om een groot aantal typisch lokale bedrijven met ieder een zo gunstig mogelijke verhouding van produktiefactoren, levert concen tratie, vooral indien dit gepaard gaat met verti cale integratie, het probleem op van het zoeken van nieuwe optimale produktieverhoudingen. Er komen nieuwe opbrengst-kostenverhoudingen tot stand. Integratie kan leiden tot samenbunde ling van coöperatieve organisaties uit verschil lende bedrijfstakken of tot een omvorming in grote multipurpose coöperaties. Centrale organisatie De derde spreker mr. E. H. Thomas, Directeur- Général du Centre National de la Coöperation Agricole (Paris), wees op de vele vormen van concentratie, namelijk van het gemeenschappe lijk beheren van de administratie, het gezamenlijk verrichten van aankopen, het regelen van ver kopen enz. Concentratie van coöperaties stuit veelal op tal van bezwaren, omdat men de in de pioniertijd 223

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 25