Vervolg financieel overzicht zij het feit, dat de belastingsinkomsten rond 600 miljoen hoger zullen uitvallen. Zoals men weet is de eerste leningoperatie van dit jaar, die op 25 maart jl. plaats vond, nogal ingewik keld geweest, omdat ze voor een belangrijk deel de conversie betrof van de oude 3 Staatslening 1962/64, pro resto groot 305,4 miljoen, die per 15 april vervroegd is afgelost. De houders van deze lening hadden voorkeurs recht om in te schrijven, hetzij op de 5 Staatslening 1964 met een 30-jarige looptijd, die a pari werd uitgegeven, dan wel de 41/2 le ning 1964 met een looptijd van ten hoogste 10 jaar, die tegen 99 werd geëmitteerd. Per saldo werd op de 5 lening in totaal 400 miljoen en op de 41/2 lening f 150 miljoen toegewezen, zodat, in aanmerking genomen de aflosbaarstelling van de 3 Staatslening, aan nieuwe middelen 550 miljoen minus 305 mil joen of netto rond f 245 miljoen werd verkre gen. Daaruit volgt, dat nog ca. f 150 miljoen later in dit jaar moesten worden aangetrokken. Weer hogere rente Tegen deze achtergrond bezien kan men zich geenszins verwonderen over het feit, dat het bedrag der 5% Staatslening, waarvoor de inschrijving op 16 juli jl. was opengesteld, op f 200 miljoen werd bepaald bij een emissie- koers van 99 Op basis hiervan komt het rendement uit op 5,36 tegen slechts 5 voor de vorige langlopende lening. Anderzijds is de looptijd thans ook nog korter, nl. slechts ruim 25 jaar. Een en ander stelt duidelijk de Bathmen 10 miljoen Door een storting van de heer A. Grooten- gast werd de 10 miljoen spaargelden over schreden. In een speciaal gehouden bijeen komst op 10 juni werd uitvoerig aandacht be steed aan dit heuglijk feit. De heer Grootengast en twee andere spaar ders ontvingen uit handen van de voorzitter een enveloppe met inhoud. voortgezette stijging van de rente in het licht. Vergeleken met de rendementen, die uit de koersen van de oudere staatsleningen met een dergelijke looptijd konden worden herleid, is de marge daarboven voor de nieuwe lening zeker niet buitensporig groot. Nu gaat er van een rentepeil van 5 of meer als regel altijd grote attractie uit op de par ticuliere beleggers. Of die renteattractie op zichzelf nu ook voldoende zou blijken, viel met geen mogelijkheid te voorzien. Zulks te minder, daar niemand kon weten of het proces van de rentestijging reeds zijn climax had bereikt. In 1957 zijn de rendementen voor staatsleningen weliswaar niet veel hoger geweest en werd in oktober 1957 een hoogtepunt bereikt van 5,3 doch men herinnert zich zeker ook nog, dat de Nationale Woningbouwlening toenmaals van een 6 rentevoet werd voorzien. Overigens is het op zichzelf curieus, dat thans een staatslening met een 5% lening is uitgegeven, aangezien dat tot dusverre nog nimmer is voorgekomen. De hoogste rentevoet, die voor een staats lening in de periode na de Tweede Wereldoor log is voorgekomen, is 41/2 geweest. En men moet tot de periode na de Eerste Wereldoorlog teruggaan, om staatsleningen met een rente voet van 5 of 6 aan te treffen. Dat de aankondiging van de nieuwe 5% lening de gehele obligatiemarkt andermaal on der druk heeft gezet, vermocht op zichzelf niet te verwonderen. De onzekerheid omtrent de uitslag van de intekening heeft dat nog in de hand gewerkt. Men was er in elk geval van overtuigd dat het opnemingsvermogen van de kapitaalmarkt beperkt was en dat ook in de komende maanden zal blijven. De kans dat de rente nog verder zal stijgen is dan ook niet ge ring te achten. In dit verband dient men te bedenken, dat rentestijging en inflatiebestrijding verschijnselen zijn, die zich thans in geheel West-Europa voor doen en dus allerminst tot ons land beperkt blijven. De meeste Europese landen hebben dan ook de laatste tijd hun discontotarieven verhoogd. Ook dit is een ontwikkeling, die meermalen in het verleden kon worden waar genomen. 216

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 18