Minister Biesheuvel sprak op onze
Algemene Vergadering
Op onze Algemene Vergadering heeft de
minister van Landbouw en Visserij, mr. B. W.
Biesheuvel, verleden jaar nog bestuurslid van de
Centrale Bank, een rede uitgesproken over
„Landbouwpolitiek en landbouwkrediet".
Vroeger liet de overheid zich weinig aan de
landbouw gelegen liggen, zo zette hij uiteen. Nog
in de dertiger jaren vond men dat overheids
ingrijpen alleen incidenteel mocht geschieden.
Toch is toen een begin gemaakt met een struc
tuurpolitiek. Men probeerde bijvoorbeeld door
ruilverkavelingen de landbouw tot ontwikkeling
te brengen. Men kan echter geen structuurpoli
tiek voeren zonder een gelijktijdige prijspolitiek.
Er bestaat tussen beide een nauw verband en
zij moeten samengaan om de landbouw op een
hoger plan te brengen.
De gunstige ontwikkeling, die we buiten de
landbouw hebben kunnen constateren, is ook
voor de landbouw nuttig geweest. De algemene
economische ontwikkeling schept ruimte voor
een moderne landbouwpolitiek. Nederland dient
daaraan vast te houden, omdat het steeds meer
afhankelijk is geworden van het buitenland. Dat
betekent tevens dat samenwerking een harde
noodzaak is geworden en dat de Nederlandse
landbouwpolitiek ingepast dient te worden in de
internationale economische samenwerking. Met
al deze harde feiten zal de boer, zal de tuinder
rekening moeten houden.
De boer en zijn risico
Hij staat in zijn streven naar een renderende
bedrijfsvoering niet alleen. De overheid staat
voor zover dat in haar vermogen ligt en als haar
bevoegdheden strekken, achter hem. Zo ziet de
regering het als haar taak de landbouw te be
schermen tegen de ontwrichting van de wereld
markt, aangezien een voortdurend verstoorde
markt een weinig stimulerende basis is voor het
doen van investeringen. Ook de E.E.G., die de
verantwoordelijkheid voor het prijsbeleid gelei
delijk overneemt, streeft naar een bevredigend
prijspeil voor de belangrijkste agrarische pro-
dukten. De boer blijft echter de hoofdverant
woordelijke voor zijn doen en laten als onder
nemer. Een der wezenskenmerken van onder
nemerschap is het dragen van risico.
Sommige bedrijven kunnen zich gezien hun
areaal en arbeidsbezetting aan de gewijzigde
economische realiteit aanpassen door hun ar
beidsbezetting in te krimpen, hoewel bijvoor
beeld voor het gebruik van bepaalde oogst-
machines in de akkerbouw een zekere minimale
arbeidsbezetting noodzakelijk is. Uiteraard
vragen dergelijke mechanisatie-investeringen
aanpassing van de organisatiestructuur van het
bedrijf; aan het organisatievermogen van de
boer-ondernemer worden hogere eisen gesteld.
Voor bedrijven, die qua areaal minder goed
bedeeld zijn en veelal een minimale arbeidsbe
zetting hebben, ligt de zaak moeilijker. Voor hen
liggen in principe twee wegen open:
a. bedrijfsvergroting in horizontale of in verti
cale zin; d.w.z.: uitbreiding van areaal of
intensievere teelten in etageproduktie en
b. bedrijfsbeëindiging.
Daarbij moet men bedenken, dat bedrijven met
intensievere teelten en etageproduktie steeds
177