f deze adviezen afgeweken zou moeten worden, dient de geest van deze adviezen toch in het oog te worden gehouden. Om die reden lijkt ons, in geval van afwijking, overleg met de Centrale Bank voor alle betrokkenen verstandig en noodzakelijk. Dit overleg is trouwens ook gewenst om te voorkomen, dat onze leden-ban ken in ongewenste verhoudingen tegenover el kaar komen te staan. Onbelegde spaargelden De vergoeding door de Centrale Bank aan de leden voor onbelegde spaargelden is op de al gemene situatie binnen en buiten onze organi satie ingesteld. Hiervan kan voor bepaalde ge vallen, ook wanneer afwijkingen van de gead viseerde rente bij lokale banken gemotiveerd zijn, niet worden afgeweken. Een verschil in rente, die de Centrale Bank aan de leden ver goedt, zou zonder twijfel grote moeilijkheden binnen de organisatie scheppen. Afwijkingen van het advies over de creditrente dienen door de verhouding tussen debet- en creditrente bij de betrokken plaatselijke banken te worden op gevangen. In ons jongste rente-advies is vooral ook aan dacht gegeven aan de gelden, die ons op ter mijn worden toevertrouwd. Ook dit is in het hui dige verloop van de spaargelden een belang rijk punt, dat ook plaatselijk weer verschillend ligt. Toch liggen hier belangrijke mogelijkheden om spaargelden aan te trekken. Hiertegenover staat de debetrente, die ook verhoogd moest worden. Hierbij moet wel be- Ir. J. W. Hudig In de vacature, ontstaan in het Bestuur van de Centrale Bank door het aftreden van mr. B. W. Biesheuvel, werd op 26 mei jl. gekozen ir. J. W. Hudig uit Arnhem. De heer Hudig was tot 1947 hoofdin specteur van de Rijksdienst voor de Werk verschaffing te 's-Gravenhage. Ook is hij nog enige tijd verbonden geweest aan het ministerie van Landbouw en Visserij, bij de afdeling Agrarische Planologie. In 1947 trad de heer Hudig in dienst bij de Koninklijke Nederlandsche Heidemaat schappij, waar hij per 1 januari 1948 werd benoemd tot president-directeur. Om ge zondheidsredenen moest de heer Hudig deze functie in 1952 neerleggen. Hij keerde echter in 1958 terug als commissaris en werd in 1963 gekozen tot lid van het da gelijks bestuur. De heer Hudig heeft daarnaast nog vele andere functies, welke hem in con tact brengen met het dagelijkse werk van de aangesloten banken. Hij is ondermeer adviseur van de Nationale Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging voor Land- en jTV Tuinbouw G.A. „Cebeco", voorzitter van de Coöperatieve Vleescentrale en voor zitter van de Nederlandse Vereniging van Boseigenaren. Wij wensen de heer Hudig veel sterkte in zijn nieuwe functie. 171

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 13