Parks van de Verenigde Staten, Mr. J. Mont- De perstafel Voor het eerst woonden vier landbouw- attachés de vergadering bij: Mr. George A. gomery van Canada, M. R. Jacob van Frankrijk en M. G. Kelner van België. Ook tot hen richtte de voorzitter woorden van welkom, evenals tot de voorzitter en de secretaris van het Land bouwschap, tot de aanwezige bestuursleden van de drie Centrale Landbouworganisaties, tot de bestuursleden en vertegenwoordigers van de landbouwcoöperaties en van de verdere geor ganiseerde land- en tuinbouw, alsmede tot de vertegenwoordigers van de regionale coöpera tie-instituten. Bijzondere aandacht vroeg mr. Van Beekhoff voor de 36 banken, die in het afgelopen jaar hun vijftigjarig jubileum hebben gevierd. Hij nam aan, dat zij alle tevens voor de vijftigste maal vertegenwoordigd waren. Een gelukwens voor deze gouden jubilarissen achtte hij op zijn plaats, evenals de dank voor wat deze banken gedurende een halve eeuw hebben gepresteerd. Met onverflauwde energie Na alle uit de kring van de bij de Coöpera tieve Centrale Raiffeisen-Bank aangesloten ban ken sinds de vorige vergadering overledenen herdacht te hebben, vestigde de voorzitter er de aandacht op, dat het verslag over het 65ste boekjaar van de Centrale Bank zou worden be handeld. „Dit betekent zo zei hij dat de Centrale Bank een leeftijd heeft bereikt, waar op zeer veel mensen van een welverdiende rust gaan genieten. Die rust is echter voor de organi satie niet weggelegd. Haar aandacht mag niet verflauwen. In de eerste maanden van 1964 heeft men kunnen ervaren, dat de langdurige periode van hoogconjunctuur ook haar schaduw zijden heeft. De grote vraag naar arbeidskrach ten vormt een voortdurende bron van spannin gen. De loonexplosie, die de totale loonsom met 15 a 16% heeft doen stijgen, heeft duidelijk de dreiging van een bestedingsinflatie doen toe nemen. Wij worden geconfronteerd met een sterk vergroot bestedingsvolume, dat in eerste instantie tot verdere investeringen noodt. Deze ontwikkeling wordt ten dele weerspie geld in de cijfers van onze organisatie over het eerste kwartaal van dit jaar. Zeer opvallend is de sterke groei van de uitzettingen. Deze namen toe met 139 miljoen tegenover een toeneming van 64 miljoen in het eerste kwartaal van het vorige jaar. Opmerkelijk is daarbij, dat de aan was van de spaargelden met 68 miljoen ge ringer is geweest dan in het eerste kwartaal van 1963, toen de spaargelden met 113,1 miljoen toenamen. Wij zien een soortgelijke ontwikke ling bij andere bankinstellingen en moeten wel concluderen, dat het sterk vergrote bestedings volume meer de kredietvraag en bestedingsbe hoefte heeft bevorderd dan de spaarzin heeft geprikkeld". Na geconstateerd te hebben, dat er ontegen zeggelijk moeilijkheden dreigen, waartegenover de Nederlandse economie zich tijdig schrap moet zetten, wierp mr. Van Beekhoff een blik op het agrarische bedrijfsleven, omdat dit in het grote geheel van onze economie een ander, een geschakeerder beeld geeft dan de rest. Hij ge loofde dat hij deze stelling kon handhaven, ook al hebben sommige sectoren van de agrarische economie, evenals de rest van het Nederlandse bedrijfsleven een goed jaar achter de rug, bij voorbeeld de tuinbouw. „Verschillen echter ontwaar ik", aldus mr. 168

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 10