Warme sanering
De sociaal-economische ontwikkelingen,
welke leiden tot structurele wijziging van de
bedrijfsvoering en een sterkere afvloeiing van
arbeidskrachten uit de landbouw, roept allerlei
spanningen op. Niet alleen de ondernemer,
maar in de eerste plaats de mens en zijn gezin,
worden hier geconfronteerd met grote proble
men, met de vraag of men zijn verdere toekomst
in de landbouw moet zoeken of elders. Daarbij
is een individuele voorlichting door eigen orga
nisatie noodzakelijk. Deze sociaal-economische
voorlichting zal, met het belang van het gezin
voor ogen, de diverse mogelijkheden, die de on
dernemer heeft, moeten bezien en nagaan of er
gestreefd kan worden naar verbetering van de
bedrijfsuitrusting en de bedrijfsvoering of dat er
voor de desbetreffende ondernemer meer per
spectief te vinden is in een andere werkkring.
Ook de overheid ziet hier een belangrijke
taak, zowel ten aanzien van een sociale bege
leiding bij vertrekkende boeren als bij het aan
brengen van verbeteringen in de bedrijfsstruc
tuur. Al heeft het geruime tijd geduurd voor de
regeling helemaal in kannen en kruiken was,
thans is bekend op welke wijze de zwakste pro
ducenten in de gelegenheid worden gesteld uit
de landbouw te treden. Voor de kleine, weinig
verdienende, boeren van 55 jaar en ouder is
een regeling getroffen om met vervroegd pen
sioen te gaan. Als de betrokken boer in de af
gelopen drie jaar gemiddeld geen hoger zuiver
inkomen heeft gehad dan 650'0 per jaar, kan
hij voor een beëindigingsvergoeding in aan
merking komen.
Hij moet zich dan verplichten geen enkele
vorm van landbouw meer als beroepsbezigheid
te beoefenen, terwijl de gebouwen ook geen
agrarische bestemming mogen behouden, tenzij
een andere boer ze in exploitatie overneemt ter
vervanging van zijn eigen (slechtere) schuren
of stallen.
De grond kan zowel voor niet-agrarische doel
einden worden verkocht of verpacht, als voor
bedrijfsvergroting voor andere boerderijen
dienen, maar men kan ook zowel grond als ge
bouwen overdragen aan de stichting Beheer
138
landbouwgronden (S.B.L.), de „grondbank" van
de Cultuurtechnische Dienst.
De uittredende boer moet minstens 55 jaar
oud zijn en hij krijgt een uitkering die, oplopend
met de leeftijd f 215,per maand bedraagt bij
55-jariger leeftijd tot f 380,per maand als hij
op het moment van de bedrijfsbeëindiging 60
jaar is. Deze bedragen worden uitgekeerd tot
het bereiken van de 65-jarige leeftijd en daarna
krijgen de betrokkenen hun A.O.W., verhoogd
met f 80,— per maand.
Hoewel dit geen enorme bedragen zijn,
menen wij hier toch te mogen spreken van een
warme sanering, aangezien de uittredende boe
ren niet in de kou worden gelaten.
Ontwikkeling
De sociale begeleiding bij bedrijfsbeëindiging
vormt echter nog slechts het begin van het
Ontwikkelings- en Saneringsfonds. Het Fonds
beoogt nl. ook om aan de daartoe geëigende
bedrijven een stimulans te verschaffen voor een
betere ontwikkeling, aanpassing en modernise
ring van de bedrijfsvoering. Het bestuur van het
Fonds zal thans met initiatieven moeten komen.
Van belang is daarbij de vraag, hoe een bedrijf
dat een voldoende omvang heeft en een onder
nemer die voor zijn taak is berekend en dat zich
in de een of andere richting wil moderniseren,
hulp kan worden geboden. Weliswaar kan men
nu al terecht bij het Borgstellingsfonds voor de
Landbouw en in de tuinbouw bij de waarborg-
instituten, maar de bestaande voorzieningen
vormen veelal nog onvoldoende stimulans voor
de gewenste ontwikkeling.
Nederland zal daarbij ook goed in het oog
moeten houden wat andere E.E.G.-partners
doen. Willen wij onze concurrentiekracht niet
verzwakken dan zullen wij op onze hoede moe
ten zijn en niet achterop mogen raken. In het
kader van het z.g. Groene Plan is de Duitse
boeren in de laatste drie jaar bijna 7 miljard
gulden toegestopt. In Frankrijk kent men ook
heel wat versluierde maatregelen die de posi
tie van de boeren niet weinig versterken. Ook
in Italië en België treft men via een land
bouwinvesteringsfonds soortgelijke maat
regelen.