Kroniek van land- en tuinbouw per dag vloeien 30 werkers uit de landbouw af en verdwijnen 5 landbouwbedrijven; aandeel in nationaal inkomen gestegen; verschillende samenwerkingsvormen tussen landbouwbedrijven; sociale begeleiding bij bedrijfsbeëindiging; stimulering van modernisering en aanpassing bedrijfsvoering. Het is zo langzamerhand een gemeenplaats geworden, te stellen dat de landbouw zich moet aanpassen aan zich snel veranderende omstan digheden. Voorlichtingsdienst en eigen organi saties houden de boer in allerlei toonaarden voor dat hij moet investeren, mechaniseren en zo mogelijk het bedrijf vergroten. Nu de arbeid steeds dunner en schaarser wordt moet de ar- beidsproduktiviteit nog verder worden opge voerd; d.w.z. dat minder mensen meer moeten produceren. Het wordt steeds duidelijker dat zich momen teel inderdaad in snel tempo een technische om wenteling voltrekt, die voor de agrarische be volking ernstige gevolgen heeft. De mechanisa tie en rationalisatie, die het streven naar produk- tieverhoging begeleiden en mogelijk maken, betekenen tegelijkertijd een voortgaande af vloeiing van het aantal werkers in de landbouw. Gelukkig biedt de gunstige conjunctuur de uit de landbouw verdwijnende werkers goede mo gelijkheden in de industrie en in de dienstver lenende sectoren. Daardoor kan de teruggang veelal op redelijke wijze verlopen. De moeilijk heid is evenwel dat men op menig éénmansbe- drijfje voor de onmogelijkheid komt te staan om de arbeidsproduktiviteit verder op te voeren. Daarvoor is geen ruimte aanwezig. Vergroting van het bedrijf is niet mogelijk, technische voorzieningen leveren onvoldoende effect, kost bare investeringen evenmin. Deze bedrijven leveren bij de huidige waardering van de ar- Sint-Jansteen ƒ7 miljoen Twee trouwe spaarders brachten het totaal van de spaargelden op 7 miljoen. Beiden ont vingen uit handen van de voorzitter van het bestuur, de heer L. F. Pauwels, een enveloppe met inhoud. beid geen bestaansmogelijkheid meer op en zijn niet rendabel te maken. Het is dan ook geen wonder dat de sociaal-economische ontwikke lingen, de stroomversnelling waarin de land bouw zich bevindt, spanningen oproept en hier en daar onrust veroorzaakt. Afvloeiing Er heeft zich reeds een belangrijke ontwikke ling voltrokken. De cijfers van de agrarische beroepsbevolking tonen duidelijk aan dat de afvloeiing in snel tempo verloopt. In 10 jaar tijds, tussen 1950 en 1960, verminderde het to tale arbeidsaanbod in de landbouw met 19%, of ongeveer 2 per jaar. Dit betekent dat elke dag gemiddeld 30 mannelijke arbeidskrachten de landbouw hebben verlaten. Tegelijkertijd liep het aantal agrarische bedrijven in deze 10 jaar met 12 terug. Deze afvloeiing van arbeidskrachten en sterke vermindering van het aantal ondernemingen be tekent echter geen verzwakking van de land bouw. Integendeel. Ondanks de vermindering van het aantal werkers nam de brutoproduktie tussen 1950 en 1960 met 30% toe. Per man steeg de produktiviteit met 60 dat is meer dan in de industrie. Overigens ging deze pro- duktiviteitsstijging gepaard met een sterke kos tenstijging. Zo gingen de lonen in deze 10 jaar met 96 omhoog. De toenemende mechanise ring, die de verminderde arbeid moest helpen opvangen, vormde een andere kostenfactor. In totaal lagen de kosten in 1960 57 boven die van 1950. De marktprijzen daarentegen stegen in deze 10-jarige periode echter slechts met 10%. Dat bovenbedoelde ontwikkeling afvloeiing van de werkers uit de landbouw gepaard met een sterke produktiestijging geen verlies be tekent kan ook nog eens blijken uit gegevens omtrent het nationale inkomen. Zo maakte in 136

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 6