Wat ons bezig houdt ALGEMENE PREMIESPAARWET In de Raiffeisen-Bode van januari 1963 werd op bladzijde 20 melding gemaakt van het feit, dat het ontwerp van een algemene premiespaar- wet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal was ingediend. In het kort werden daarbij de voornaamste punten van het ontwerp aange geven. Over dit ontwerp is nadien weinig meer ge hoord. De behandeling in de Tweede Kamer heeft nog niet plaats gevonden. De vertraging in de behandeling bij de tot standkoming van deze wet is wellicht mede een gevolg van de kabinetwisseling, die ertoe heeft geleid, dat de verantwoordelijkheid voor het regeringsbeleid ten aanzien van de bezitsvor ming, waarvan de Algemene Premiespaarwet een onderdeel vormt, is overgebracht van het ministerie van Algemene Zaken naar het minis terie van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Het voorlopig Verslag van de commissie uit de Tweede Kamer over het ontwerp van wet is nog niet uitgebracht. Lettende op de procedure, welke nog gevolgd dient te worden alvorens de wet van kracht zal zijn, komt het ons voor, dat de eventuele tot standkoming niet eerder verwacht moet worden dan omstreeks medio 1965. Mede gezien het stadium waarin de behande ling van de wet zich bevindt en de mogelijke wijzigingen, welke het ontwerp van wet bij de behandeling nog kan ondergaan, is het wellicht juister op een later tijdstip uitvoeriger de as pecten, welke aan deze bijzondere spaarvorm zijn verbonden, te behandelen. SPAARGELDMARKT De rentestrijd op de spaargeldmarkt om de schaarser wordende spaargelden zet zich voort. Een handelsbank heeft een termijnspaar- brief van 100,gecreëerd, welke na een loop tijd van 5 jaar en 5 maanden wordt verzilverd tegen f 125,Tussentijds verzilveren kan slechts plaatsvinden door onderhandse verkoop op de beurs. Voorts heeft de Rijkspostspaarbank bekend gemaakt, dat de rente voor dagelijks opvraag bare spaargelden, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 1964, zal worden verhoogd van 3 tot 3,24 Aangekondigd wordt voorts, dat nader zal worden bezien of voor 1965 in de sec tor van de termijnspaargelden een verdere aan passing in voorwaarden en/of tarieven nood zakelijk zal zijn. Voor wat betreft de rentevergoeding op nor male spaargelden is nu de Rijkspostspaarbank gekomen op het niveau, dat door de raiffeisen- banken/boerenleenbanken en het merendeel van de Nutsspaarbanken wordt vergoed. Deze rente van 3% mag dus nu een algemeen gang bare rente worden genoemd. Jarenlang zijn de normale spaargelden prak tisch de enige vorm geweest waarin de tradi tionele spaarinstellingen de spaargelden aan trokken. De scherpe concurrentiestrijd heeft echter geleid tot het daarnaast ontstaan van spaargelden tegen een hogere rente, maar met anderzijds beperkende bepalingen met betrek king tot de grootte van het minimum saldo en de minimum inlagen en ten aanzien van de op vraagbaarheid. Verreweg het grootste gedeelte van de spaar ders in Nederland heeft behoefte aan het veilig beleggen van spaargelden tegen een billijke rente en met de mogelijkheid te allen tijde over dit tegoed te kunnen beschikken. Speciaal ten opzichte van kleinere spaarders hebben de tra ditionele spaarinstellingen op dit stuk een so ciale taak te vervullen. Het zal dus nooit zo mogen zijn, dat de grote spaarders, die in staat zijn aan de voor termijn spaargelden gestelde voorwaarden te voldoen, een zoveel hogere rente ontvangen, dat dit ten laste zou komen van de rentevergoeding, welke aan de kleinere spaarders wordt gegeven. Anderzijds is het redelijk, dat voor spaargeld, dat voor een vaste termijn beschikbaar wordt gesteld, een wat hogere rente wordt vergoed dan voor direct opvraagbaar geld. Deze vaste spaargelden stellen de spaarbanken in staat een beleggingsbeleid te voeren, dat deze hogere rente rechtvaardigt. In dit licht moet de recente uitbreiding van het assortiment termijnspaargelden, dat door onze banken kan worden aangeboden, worden gezien. 134

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 4