De bank in de praktijk Een greep uit het Raiffeisenwerk van de plaatselijke bank. Ditmaal ging de reis naar Westervoort, een vredig dorpje bij de Rijn ten zuiden van Arn hem. We hadden een lang gesprek met de oud kassier en hoofdonderwijzer, de heer R. J. de Theije, die binnenkort zijn tachtigste verjaardag hoopt te vieren. Een man, die in onze organisatie geen onbe kende is, want op menige vergadering, in het bijzonder van de Centrale Ring, heeft hij de degens gekruist en blijk gegeven van zijn visie op het Raiffeisenwerk. De inhoud van het Raiffeisenwerk ziet de heer De Theije vooral bepaald door het vrij maken van de mens. Dit werk heeft hem beziggehou den en tientallen jaren gefascineerd. In Wester voort zijn de resultaten van dit werk niet ver borgen gebleven. Het werk heeft gestalte gevonden in de ge wone spaarbankfunctie. Door de mogelijkheid te bieden van vertrouwd banksparen, werd be vorderd, dat de bewoners een grotere weer stand konden opbouwen tegen ongewisse ge beurtenissen. Ook verkreeg het werk gestalte in de krediet verlening. Eerst kan genoemd worden de begeleiding van het agrarische bedrijf, om de boer en tuinder daarmee een economisch zelfstandiger positie te doen verschaffen. Van veel betekenis is verder ook geweest de bevordering van het eigen woningbezit. Reeds voor de oorlog beijverde de bank zich voor de bouw van landarbeiderswoningen. Door de bank werd grond aangekocht en ingebracht in een aparte stichting: de Stichting Klein Bezit. Zo werd een terrein van 12 ha gekocht en geleide lijk uitgegeven. Aanvankelijk gebeurde dit in het kader van de landarbeiderswet, een sociale wet waarbij de Staat de landarbeiders in finan cieel opzicht voor een deel tegemoet kwam bij de bekostiging van de eigen woning. De arbei ders moesten zelf over een bedrag van min stens 400,beschikken. Later werden ook andere gegadigden geholpen. Deze konden bij de bank op gepaste voorwaarden geld lenen. Zij moesten over 1.000,eigen vermogen be schikken. Op deze wijze zijn in Westervoort een paar honderd woningen gebouwd, waarbij de Raif- feisenbank ten nauwste betrokken is geweest. De ontwikkeling gaat voort en het Raiffeisen werk past zich zij de nieuwe tijdsomstandig heden aan. De diensten van de bank worden nu ook gevraagd voor girale betalingen, effecten, deviezen. De bevolking vindt voor een steeds groter wordend deel emplooi in de fabrieken en kan toren in Arnhem. Bij deze niet te keren ontwikkeling blijft de bank zich richten op de handhaving van het geen de oud-kassier zo treffend noemde, de vrijheid van de mensen. financiering, namelijk het vinden en bewaren van een evenwichtige verhouding tussen inkom sten en uitgaven, debet en credit, activa en passiva. Dit uitgangspunt geldt voor de gewone gezinsverhouding, het geldt voor ieder bedrijf, ongeacht de rechtsvorm, het geldt niet minder voor een bank. Financiering Uitgaande van genoemde hoofdregel willen wij nu aandacht schenken aan de suggesties in ,,De Boerderij" van 1 april gedaan. Suggesties, die zijn ingegeven door de moeilijke financie- ringsopgaven waarvoor jonge boeren bij de overneming van bedrijven staan. De schrijver schat dat het eigen vermogen van de jonge boer, na ontvangst van een evenredig deel van de ouderlijke erfenis, in de orde van grootte komt te liggen van gemiddeld 25% van het totale financieringsbedrag. Het overige deel moet worden geleend. Door de zware druk van het geleende ver mogen op het jaarlijkse budget, ontstaat voor vele bedrijven een onhoudbare situatie, aldus „De Boerderij". In het licht van ons uitgangs punt kunnen wij zeggen, dat de vergaande fi- 153

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 23