Financiering in nieuwe banen?
Onder het opschrift „gedurfde aanpak van
bedrijfsovernameprobleem" lazen wij in „De
Boerderij" van 1 april jl. een suggestief artikel
over financiering van agrarische bedrijven. De
financiering is duidelijk een onderwerp, dat de
aandacht gevangen houdt. Immers nog niet lang
geleden, in 1959, is door een brede deskundige
commissie, de Commissie Landbouwkrediet,
een doorlichting gegeven van de financierings-
problematiek in de land- en tuinbouw.
Een omvangrijk onderzoek leidde tot de con
statering van enkele knelpunten, in het bijzon
der bij de pachtbedrijven. De „draagcapaciteit"
van de bedrijven zou in een aantal gevallen een
grotere financiering met vreemd vermogen toe
staan, dan bij de toenmalige kredietmogelijk
heden gegeven werd. Dit leidde tot de bekende
aanbeveling, dat de landbouwkredietbanken
zich bij de beoordeling van kredietaanvragen in
sterkere mate moesten laten leiden door eco
nomische gegevens van de te financieren be
drijven.
Een aanbeveling, die door de landbouwkrediet
organisaties vrijwel direct werd overgenomen,
getuige de aanstelling van kredietadviseurs en
de verruiming van kredietmogelijkheden. Voor
taan zouden de vermogenspositie en de renta-
biliteitsverwachtingen een grotere rol bij de
kredietverlening gaan spelen.
Capaciteit kredietnemer
Nauwelijks zijn echter met deze nieuwe aan
pak ervaringen opgedaan, of er dient zich reeds
een nieuw vraagstuk aan, geheel tegengesteld
aan het eerste. De kredietmogelijkheden zijn nu
weliswaar vele, doch de aflossingscapaciteit
van de kredietnemer is, zo wordt algemeen ge
steld, in vele gevallen niet voldoende om de
mogelijkheden zodanig te benutten als met het
oog op de noodzakelijk geachte structurele ont
wikkeling wel wenselijk ware. Men heeft dan in
het bijzonder het oog op de veehouderij en de
akkerbouwbedrijven.
Opmerkelijk is, dat in de tuinbouw dit knel
punt zich minder sterk doet gevoelen, terwijl de
vermogensbehoeften in die sector proportioneel
het sterkst gestegen zijn.
Meting van de draagwijdte van het genoemde
152
capaciteitsvraagstuk voor het agrarische bedrijf
is bijzonder moeilijk. Op het eerste gezicht lijkt
het voor de hand te liggen, dat juist de land
bouwkredietbanken het verschijnsel van een te
geringe aflossingscapaciteit zouden moeten ver
nemen. Doch de ervaringen van de banken zijn
in dit opzicht tot nu toe niet zodanig, dat ge
sproken kan worden van een probleem.
Mogelijk zijn de banken niet de meest aan
gewezen instellingen, om een dergelijk ver
schijnsel in zijn juiste proporties te registreren.
Bij de reeds verstrekte kredieten en voorschot
ten is immers in het algemeen rekening gehou
den met de mogelijkheid van terugbetaling. In
dien er inderdaad sprake is van een knelpunt
bij de aflossingscapaciteit, zal dit eerder tot
openbaring komen bij de nieuwe financierings-
aanvragen. Wij denken daarbij in het bijzonder
aan nieuwe aanvragen voor bedrijfsovername
financiering.
Bedrijfsoverneming
Bij bedrijfsoverneming treedt er een breuk op
in de continuïteit van de financiering. Het her
stel van deze breuk plaatst de jonge onder
nemer voor een niet gemakkelijke taak. Kon
hij in het verleden veelal rekenen op de
steun van familieleden, in de toekomst zal dit
misschien niet in dezelfde mate het geval zijn.
Hier moet echter onmiddellijk aan worden toe
gevoegd, dat het onjuist zou zijn te menen, dat
de familiefinanciering praktisch heeft afgedaan.
De sociologische verhoudingen in het agra
rische milieu zijn zeer hecht. Aangenomen mag
worden, dat deze factor een grote betekenis
behoudt voor de continuïteitshandhaving van
het agrarische bedrijf, ook in de toekomst. Dit
neemt echter niet weg, dat het gewenst is, blij
vend aandacht te schenken aan gezonde finan
cieringsverhoudingen bij deze bedrijven. Wan
neer dan ook in de pers of op andere wijze
verschijnselen worden gesignaleerd, of sugges
ties worden gedaan, de financiering en krediet
verlening betreffende, zijn die ons van harte
welkom. Wij mogen ten aanzien daarvan echter
als wens naar voren brengen, dat rekening
wordt gehouden met de eigenlijke kern van de