Financieel overzicht
Evenwichtsverstoring en inflatie
Zoals te verwachten viel wordt in het in de
afgelopen maand verschenen jaarverslag van de
Nederlandsche Bank vooral aandacht gewijd
aan de verstoring van het monetair-econo-
mische evenwicht, voortspruitende uit de z.g.
overbesteding. Daaronder wordt zoals men
weet verstaan dat het Nederlandsche volk, po
pulair gezegd, thans boven zijn stand leeft,
d.w.z. meer verteert dan het produceert.
Dat wordt mogelijk gemaakt door de stabili
satie van het binnenlandse prijsniveau, waar
door de reële koopkracht van de consumenten
sterker is gestegen, dan op grond van de toe
neming van de produktiviteit en van de pro-
duktie wordt gerechtvaardigd. Dat brengt te
vens met zich, dat de betalingsbalans onder
druk wordt gezet, doordat de stijging van
de uitvoer geen gelijke tred kan houden met de
relatief sneller stijgende invoer. Bijgevolg nemen
de tekorten op handels- en betalingsbalans toe
en moeten er deviezen aan het buitenland wor
den afgestaan.
Omtrent die overbesteding op zichzelf maakt
de president van de Nederlandsche Bank zich
geen zorgen op voorwaarde, dat deze slechts
van voorbijgaande aard zal blijken te zijn. Bij
het straffe beleid, dat de Nederlandsche Bank
voert met betrekking tot de kredietexpansie,
gevoegd bij het afremmen van de investeringen
door de centrale overheid, zal de verslechtering
van de betalingsbalanspositie onherroepelijk,
aldus het verslag van de centrale bank, met een
Maar wie garandeert, dat de man in de toe
komst niet tot de „vergeten groepen" zal gaan
behoren, doordat zijn pensioen relatief minder
waard wordt? Hierover is de laatste jaren veel
te doen: het probleem van de waarde- of wel-
vaartsvaste pensioenen. Niemand heeft nog een
goede oplossing aan de hand gedaan en men
hoort verkondigen, dat dit vraagstuk onoplos
baar is. Na het voorgaande in dit artikel zal het
ook wel duidelijk zijn, dat een werkgever on
mogelijk een toezegging omtrent een toekom
stige waarde- of welvaartsvast pensioen kan
doen en tegelijkertijd er voor zorgen, dat deze
toezegging door het sluiten van verzekering of
het in eigen beheer houden voldoende gedekt
is. Dit is nu eenmaal alleen mogelijk met de toe
zegging van nominale pensioenbedragen. Dan
kan men precies met de actuarieel te berekenen
sterfte, de rentewinst en de onkosten rekening
houden om een veilige dekking te verkrijgen.
Niemand weet echter precies in hoeverre de
waarde van een pensioen in de toekomst zal
dalen of stijgen en daarmee ontvalt iedere basis
aan een wetenschappelijk te beredeneren en
praktisch uit te voeren dekking van waarde
vaste pensioenen.
Met de A.O.W.-uitkeringen ligt de zaak an
ders. De hoogte van deze uitkeringen kan fluc
tueren met de loonindex, omdat de A.O.W.-
premie geheven wordt door een omslag over de
gehele actieve bevolking.
Een bijzonder geval vormen de pensioenen,
die door de Pensioenwet aan ambtenaren wor
den toegezegd. Ook deze pensioenen zijn thans
welvaartsvast, door koppeling aan de loonindex.
Het is echter duidelijk dat de overheid, die het
middel van belastingheffing kan hanteren, over
oneindig grotere mogelijkheden beschikt dan
een individuele werkgever. Deze laatste kan
hoogstens onverplichte toeslagen op reeds in
gegane pensioenen verstrekken en hij mag zich
dan wel goed realiseren, dat die toeslagen een
zeer zware last op zijn bedrijf kunnen leggen.
Men kan dit van geen enkele werkgever eisen,
want ook deze is niet verantwoordelijk voor de
waardedaling van de pensioenen. Voor een
ieder, die in de toekomst tot de gepensioneer
den zal gaan behoren, blijft het daarom van be
lang, dat hij ook zelf naar vermogen gedurende
zijn actieve jaren besparingen verricht, die aan
zijn oudedagverzorging ten goede kunnen ko
men.
146