toezicht op de kredietinstellingen is het van
belang een zo goed mogelijk onderscheid te
maken tussen tegoeden aangehouden op grond
van liquiditeitsoverwegingen, die als oneigen
lijke spaartegoeden moeten worden aangemerkt,
en tegoeden aangehouden op grond van spaar
en beleggingsoverwegingen, die als eigenlijke
spaargelden kunnen worden beschouwd. Een
aanwas van eerstbedoelde categorie van tegoe
den kan immers geen basis vormen voor een
monetair neutrale kredietexpansie of beleggings
activiteit. Bij de beoordeling van de monetaire
invloed van een expansie van het actieve bedrijf
der kredietinstellingen dient derhalve slechts met
de tweede categorie van inleggingen rekening te
worden gehouden. Voorts ligt het voor de hand
dat ten aanzien van de oneigenlijke spaar
tegoeden hogere bedrijfseconomische liquidi-
teitseisen dienen te worden gesteld dan met
betrekking tot de eigenlijke spaartegoeden.
Het onderscheid tussen deze beide catego
rieën van spaartegoeden kan intussen in de
praktijk moeilijk scherp worden gemaakt, aan
gezien de verschillende motieven, op grond
waarvan de tegoeden worden aangehouden, vaak
dooreen zuilen lopen en bovendien niet uiterlijk
herkenbaar zijn. In de praktijk kan evenwel een
zeer belangrijke aanwijzing omtrent de mate
waarin liquiditeitsoverwegingen een rol spelen,
gevonden worden in de omloopsnelheid. Wan
neer liquiditeitsoverwegingen op de voorgrond
staan, zal in het algemeen de omloopsnelheid
relatief hoog zijn. Zowel binnen de groep van de
handelsbanken als binnen die van de algemene
spaarbanken bevinden zich instellingen, welker
verplichtingen op spaarrekeningen reeds ge
durende verschillende jaren een omloopsnelheid
te zien geven die de voor deze categorieën van
instellingen geldende geldmiddelen belangrijk
overtreffen. Dit geeft aanleiding tot de veronder
stelling, dat zich onder deze verplichtingen een
groter percentage oneigenlijk spaargeld bevindt.
Ook het verschil in omloopsnelheid tussen de
spaartegoeden bij de handelsbanken en die bij
de traditionele spaarinstellingen vormt een aan
wijzing van tot op zekere hoogte bestaande ver
schillen in liquiditeitskarakter. In het overleg met
de kredietinstellingen nopens het vraagstuk van
de behandeling van de spaartegoeden is het
criterium van de omloopsnelheid daarom sterk
op de voorgrond geplaatst.
Aangezien de algemene spaarbanken, in
tegenstelling tot de overige spaarinstellingen en
de handelsbanken, een relatief gering bedrag
aan eerste liquiditeiten plegen aan te houden, is
de bank in het verslagjaar in overleg met de
Nederlandse Spaarbankbond getreden, ten einde
de voor de algemene spaarbanken geldende be
drijfseconomische liquiditeitsvoorschriften aan
te passen aan de eventuele aanwezigheid van
verplichtingen met oneigenlijk spaarkarakter.
Daarbij is mede op grond van het historische
beloop der omloopsnelheid aangenomen, dat
tegoeden op spaarrekening bij een gemiddelde
omloopsnelheid van 0,50 of minder ten volle als
eigenlijk kunnen worden aangemerkt, maar dat,
naarmate de omloopsnelheid hoger is, zich ook
in toenemende mate ,,rekening-courantgeld"
onder die tegoeden zal bevinden, waarvoor
strengere liquiditeitsvoorschriften dienen te
gelden."
Tot zover het verslag van de president van de
Nederlandsche Bank.
Twee dingen springen er uit naar voren, die
ook voor onze organisatie van het allergrootste
belang zijn.
In de eerste plaats is het voor het bestrijden
van een verdere waardedaling van de gulden
noodzakelijk, dat aan de sterke toeneming van
de uitzettingen ook bij onze banken een
einde komt.
In de tweede plaats wordt voorde beoordeling
van het karakter van de spaargelden bij de ver
schillende spaarinstellingen aan de omloopsnel
heid grote betekenis toegekend. Dit behoort
ook voor onze banken een aansporing te zijn,
oneigenlijke spaargelden onveranderd te blijven
weren.
Wij hebben hier slechts enkele onderwerpen
uit het zeer gedetailleerde verslag naar voren
gehaald. Lezers, die zich verder willen verdiepen
in het wel en wee van de Nederlandse econo
mie, raden wij aan van het verslag zelf kennis
te nemen.
141