Het jaarverslag van de president van De NederlandscheBank Rijk is de inhoud van het verslag van de pre sident van de circulatiebank. De gebeurtenissen van 1963 worden stuk voor stuk in de weeg schaal van de nationale economie gelegd. De lezer verkrijgt het beeld van een trillende peil naald, die de laatste maanden ver naar links uit- uitslaat. Tegelijkertijd zien wij tegenkrachten ont staan, waardoor het verder uitschieten van de naald wordt vertraagd en mogelijk tot stilstand wordt gebracht. Eén van de belangrijkste tegen krachten is de monetaire politiek van de Neder- landsche Bank. De president, dr. Holtrop, schenkt in dit op zicht klare wijn: „Het is een specifieke taak van de monetaire politiek, te zorgen dat het beta- lingsbalansevenwicht wordt hersteld. Het middel daartoe is betrekkelijk eenvoudig: indien een overmaat van liquiditeitscreatie (door krediet verlening) wordt voorkomen, zullen de middelen tot financiering van het (betalingsbalans)tekort allengs gaan ontbreken." Wanneer de nog ter beschikking staande li quiditeitsmarges van het bedrijfsleven uitgeput raken, zo zegt de president, zullen de investe ringen onvermijdelijk aan de lagere winstmarges en aan de verkrapping van de kapitaalmarkt, waarvan de eerste tekenen reeds vallen te be speuren, dienen te worden aangepast. „Vermindering der investeringen zal aldus naar twee kanten uitkomst brengen: zij zal het betalingsbalanstekort verminderen en tevens de zo gewenste ontspanning op de arbeidsmarkt helpen bevorderen." Met andere woorden: door verbruik en be perking van beschikbare liquiditeiten wij den ken aan tegoeden in rekening-courant en aan toegezegde doch niet opgenomen kredieten zal het bedrijfsleven gedwongen zijn zich aan te passen aan een nieuwe evenwichtssituatie. De politiek van kredietbeperking zal worden voortgezet. Het streven van de Nederlandsche Bank is erop gericht, het aanbod van nieuwe liquide middelen door de banken voorshands te beperken tot de behoefte, die geacht kan wor den voort te vloeien uit de stijging van het reële nationale inkomen. De president rekent als gevolg daarvan op een daling van de liquiditeitsquote dat is de ver houding tussen de liquide middelen in handen van publiek en bedrijfsleven en het nationale inkomen en op een zekere stijging van de rentestand op lange termijn. Dit laatste is in middels duidelijk aan de dag getreden. Over een langere reeks van jaren gezien blijkt de liquiditeitsquote allerminst stabiel te zijn. In de jaren 1951 en 1956/1957 is er van een duidelijke, tamelijke plotselinge, verlaging sprake, die na korte tijd weer snel verdween. In de periode 1952 tot 1956 zien wij een con stante daling optreden namelijk van het niveau van 47 naar 40 Voor de nabije toekomst zullen wij naar de woorden van de president rekening moeten houden met een verlaging van de quote tot beneden 40 In het verslag worden ook belangrijke be schouwingen gewijd aan het gebruik van de spaarrekeningen bij de verschillende groepen banken. Reeds in september van het vorige jaar bleek de toeneming van spaargelden bij de handels banken te stagneren. Dit werd veroorzaakt door extra opvragingen. Bij de traditionele spaarin- stellingen bleek het spaardersgedrag een veel rustiger karakter te hebben. Veel betekenis wordt in het verslag aan de beweeglijkheid van de spaarrekeningen gehecht. Een grote beweeglijkheid wijst op oneigenlijk spaargeld. Maatstaf daarvoor is de omloopsnel heid, dat wil zeggen de verhouding tussen de opvragingen en het gemiddeld spaartegoed bij de banken. Bij de handelsbanken steeg de om loopsnelheid ten opzichte van 1962 van 0,66 tot 0.68. Ook bij de algemene spaarbanken werd een stijging gemeten, namelijk van 0,50 tot 0,52. Bij de landbouwkredietinstellingen en de R.P.S. bleef de gemiddelde omloopsnelheid daaren tegen ongewijzigd op respectievelijk 0,42 en 0,27. Over de betekenis van de omloopsnelheid voor de beoordeling van het karakter van het spaargeld wordt in dit verslag een uiteenzetting gegeven, die hierna in zijn geheel wordt over genomen. .Zowel uit een oogpunt van het monetaire be leid als uit dat van het bedrijfseconomisch toe- 140

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 10