Vleesbeleid
Veestapel
zal zijn dan aan de berekening van de minister
ten grondslag ligt. Hetgeen derhalve betekent
dat de veehouder in werkelijkheid wellicht meer
dan 31 cent in zijn portemonnaie zal krijgen. Op
grond van L.E.I.-gegevens kan worden berekend,
dat het vermoedelijk inkomen van de veehoude
rijbedrijven bij een richtprijs van 31 cent ge
middeld ongeveer zal liggen op 9.000,per
jaar, exclusief overuren. De klei-weidegebieden
komen het hoogst met f 13.700,het oostelijk
zandgebied het laagst met f 6.900,Inclusief
overuren komt men in deze gebieden op een
arbeidsinkomen van de boer van resp. 15-200,
en 8.400,
Plaats in de E.E.G.
In verband met het melkprijsbeleid is het wel
licht van belang kennis te nemen van een waar
schuwing van een van de voormannen van de
georganiseerde landbouw. Ir. Knottnerus, voor
zitter van het Koninklijk Nederlands Landbouw-
Comité schreef nl. dezer dagen, dat bij een
hogere melkprijs dan het Landbouwschap vroeg,
nl. bij 34 cent, de consumptiemelkprijs in ons
zuivelland de hoogste zou zijn op Italië na. Wij
zouden ons dan in een situatie manoeuvreren dat
onze kaas duurder was dan de Duitse en Bel
gische, zodat we onze gehele export naar die
landen in de waagschaal zouden stellen. In ver
band hiermede valt ook op te merken, dat
Frankrijk zijn melkprijs inmiddels op een belang
rijk lager niveau heeft vastgesteld dan Neder
land, nl. op f 28,70. Hoewel dit land tot voor kort
niet of nauwelijks op de zuivelmarkt meetelde,
zou het wel eens een gevaarlijke concurrent
kunnen worden.
De rundveehouder krijgt zijn inkomen niet
alleen uit de melk maar ook het vlees kan hierbij
een belangrijke rol spelen. Een tien procent
hogere vleesprijs komt overeen met 1 cent voor
de melk.
Nu in het kader van de E.E.G. overeenstem
ming is bereikt over een gemeenschappelijk
vleesbeleid, kan Nederland ook een instrumen
tarium toepassen om een nog nader vast te
stellen vleesprijs te handhaven. Daarvoor moet
allereerst een richtprijs of oriëntatieprijs worden
vastgesteld, terwijl daarnaast een minimumprijs
door interventiemaatregelen kan worden gereali
seerd. Imiddels is de marktsituatie van onze
slachtrunderen bepaald gunstig. Er vindt een
levendige export plaats, die twee keer zo groot
is als in 1962 en 50% meer bedraagt dan in
1963. Daarbij kan voor onze beste kwaliteiten
een behoorlijke premie gemaakt worden.
Bij het overleg, dat thans gaande is, streeft do
georganiseerde landbouw naar een actief vlees
beleid met een zodanige oriëntatieprijs dat daar
door het huidige prijspeil niet al te zeer kan
inzakken. De in te voeren rundvleesregeling kan
tevens een stabiliserende functie hebben voor
de gehele vee- en vleessector. Door verschuiving
in het verbruik kan immers het prijspeil van het
slachtvee ook in zekere mate de prijsontwikke
ling van varkens beïnvloeden. Een degelijk vlees
beleid is daarom niet alleen van belang voor co
zuivere weidestreken, maar eveneens voor c'o
gemengde bedrijven met rundvee en varkens.
Een belangrijke factor voor het op peil houden
van de vleesprijzen is de inkrimping, welke de
veestapel het laatste jaar heeft ondergaan. Do
totale rundveestapel in Nederland is nl. nvt
8,5% ingekrompen. De groep mestvee is zelfs
met 32 verminderd, waarbij echter moet wor
den opgemerkt dat het aantal stuks mestvee in
december 1962 bijzonder groot was.
Nu, mede in E.E.G.-verband, de vraag neer
vlees nog niet is verzadigd ja zelfs blijft
stijgen en de verhouding tussen de gebruiks-
veeprijzen en de slachtveeprijzen gunstig is, mag
worden verwacht dat de doorstroming van do
veestapel doorgaat. Wanneer zoals van land-
bouwzijde is voorgesteld de z.g. oriëntatie
prijs wordt vastgesteld op 3,57 per kg geslacht
gewicht, betekent dit dat daardoor meer dan één
cent van het verschil over het melkprijsbel id
zou worden overbrugd. Wanneer de huidigo
vleesprijs kan worden gehandhaafd, zou dit on
geveer hetzelfde effect hebben op de rentabili
teit van de bedrijven als een melkprijs van
137