Wat ons bezig houdt
Raad van Toezicht en van de Centrale Ringver-
voorzien, wordt voor onze banken de wenselijk
heid of zelfs de noodzaak van een goede, billijke
kredietverzekeringsmogelijkheid al klemmender.
KREDIETVERZEKERING
RAIFFEISENGARANTIEFONDS AFDELING C.
Aan het slot van het eerste artikel, getiteld
„Opgaande Lijn", dat in de lopende jaargang
van de Raiffeisen-Bode verscheen, werd een blik
vooruit geworpen op het jaar 1964. „Als de
tekenen niet bedriegen zo lezen wij in dat
artikel kunnen ook van de zijde van de Cen
trale Bank in 1964 enkele belangrijke initiatieven
verwacht worden, die er toe kunnen bijdragen,
dat het bedrijf van de aangesloten banken, met
name ook het kredietbedrijf, verdere hulpmid
delen ten dienste gesteld zullen worden".
In dit licht moeten de voorgestelde ingrijpende
wijzigingen in het reglement van het Onderling
Raiffeisengarantiefonds afdelingC gezienworden,
waarover de in mei te houden Algemene Verga
dering van het Raiffeisorganisatiefonds zal be
slissen. De aan de orde gestelde wijzigingsvoor
stellen, die inmiddels de instemming van de
gadering van de Coöp. Centrale Raiffeisen-Bank
verkregen hebben, beogen afdeling C van het
Raiffeisengarantiefonds uit te bouwen tot een in
alle opzichten volwaardige en moderne eigen
onderlinge kredietverzekeringsmaatschappij,
waarvan de aangesloten banken zich bij hun
kredietbedrijf kunnen bedienen.
Zonder op de beslissing van de Algemene
Vergadering te willen vooruitlopen, lijkt het ons
toch goed op de achtergrond en de strekking
van de wijzigingsvoorstellen enigszins nader in
te gaan.
Afdeling C, zoals onze banken deze nu ken
nen, werd in 1946 opgericht. De opzet van deze
afdeling was van de aanvang af meer gericht op
het verlenen van steun (hulp) dan op het eigen
lijke, verzekeren van kredieten. Gedekt konden
worden voorschotten of kredieten, „waarvoor
geen voldoende zekerheid kon worden gesteld,
doch waarvan de verstrekking uit een oogpunt
van algemeen of sociaal belang noodzakelijk
werd geacht". Op bescheiden schaal begonnen,
heeft afdeling C allengs zijn werkzaamheden
uitgebreid en wij mogen zonder reserve stellen,
dat afdeling C sinds zijn oprichting in toe
nemende mate een nuttige functie heeft vervuld.
Het thans door afdeling C gedekte bedrag be
loopt circa 11,5 miljoen.
Toch blijkt al meer, dat afdeling C in zijn
huidige vorm niet voldoende kan tegemoet
komen aan de groeiende behoeften van onze
banken aan kredietverzekering. De opzet en de
structuur van deze afdeling zijn daarvoor te
beperkt.
Hoewel afdeling C zich steeds tot het dekken
van de agrarische kredietverlening heeft be
paald, schieten ook daar de mogelijkheden van
afdeling C tekort. Iedere bank zal geconstateerd
hebben, dat juist uit de agrarische sector een
steeds sterker beroep op haar wordt gedaan om
leningen en kredieten te verschaffen tegen
andere dan de geijkte zekerheden. Een uitbrei
ding van deze kredietverlening moet onze land
en tuinbouw in staat stellen het bedrijf aan de
hoge eisen van deze tijd aan te passen. Om op
verantwoorde wijze in die kredietbehoefte te
Maar ook bij de kredietverlening door onze
banken in de niet-agrarische sector is krediet
verzekering evenzeer wenselijk. Ook deze
financieringen gaan veelal met aanmerkelijke
risico's gepaard, niet alleen omdat het dikwijls
bedragen van een relatief hoge omvang betreft,
maar ook omdat de aangeboden zekerheden in
vele gevallen geheel of ten dele uit cessie van
vorderingen, overdracht van inventarisbestand
delen en dergelijke „onvolwaardige" zekerheden
bestaan.
Bovendien kan het bedrijf van de niet-
agrarische voorschot- of kredietnemer door de
bank meestal minder goed beoordeeld worden
dan het geval is bij agrarische financieringen.
Vele banken kunnen zich echter gezien hun
positie niet aan het verstrekken van derge
lijke niet-agrarische posten onttrekken. Een
goede kredietverzekering, die de bank een aan
vullende dekking biedt, is dan welhaast nood
zakelijk.
Aan de nieuwe vorm van afdeling C, zoals die
aan de Algemene Vergadering wordt voorgelegd,
liggen de volgende beginselen ten grondslag:
102