De Zutphense coöperatiedag Het Instituut voor Landbouwcoöperatie in Gelderland en Overijssel heeft een goede naam in agrarisch Nederland. Het slaagt er steeds weer in het coöperatieve denken en handelen te stuwen en levendig te houden. Op de laatste algemene vergadering van het instituut werd het onderwerp ,,De boer en de samenwerking tussen zijn coöperaties" aan de orde gesteld. Geen gemakkelijk onderwerp, doch hoogst actueel sinds de drie centrale land- bouwstandsorganisaties op de Cebeco-vergade- ring in Amsterdam voor een krachtige aanpak hebben gepleit. Tegelijkertijd een uitdagende vergadering voor het coöperatieve bedrijfsleven: mocht men niet verwachten dat dit een antwoord zou geven op de in Amsterdam gedane sug gesties? De heren Van Waes (F.N.Z.), Hendrikse (Ce- beco), Zijlstra (C.B.T.B.) en Keijser (directeur Centrale Bank) waren als spreker uitgenodigd. Of het bedrijfsleven geheel aan de verwach tingen heeft beantwoord, moeten wij, gezien enkele perscommentaren, betwijfelen. Er zijn geen concrete nieuwe coöperatieve bedrijfsplan nen bekend gemaakt. Er is door het coöpera tieve bedrijfsleven niet gezegd, dat een nationale agrarische raad al of niet gewenst is. De inlei dingen hadden een meer algemene positieve strekking en zij getuigden van een weloverwogen beleidsvoering bij de coöperatieve bedrijven. Hoofdzaak van deze Zutphense coöperatiedag is geweest, dat de inleiders blijk gegeven hebben, met de gedachtenvorming over de coöperatieve bedrijfsvoering in de toekomst bezig te zijn. Dit is het winstpunt van deze dag. Concrete bedrijfs plannen kunnen moeilijk op een massale bijeen komst als de algemene vergadering van het coöperatie-instituut worden besproken. De hoofdlijnen van het betoog van de heer Keijser zijn als volgt weer te geven: 1. De verzekering van een redelijk inkomen voor de boer is niet door middel van coöperatieve bedrijfsvorming alleen op te lossen; de coöperaties kunnen uit een gegeven markt situatie halen wat er in zit, maar beheersing van de markten is, zoals het verleden heeft aangetoond, niet mogelijk. Ordenende maatregelen van de overheid zullen nodig blijven om aanvaardbare om standigheden te scheppen. 2. De Nederlandse landbouwcoöperatie wordt gekenmerkt door autonomie van de plaatse lijke vereniging en door specialisatie. De autonomie is een waarborg voor stabiliteit; de specialisatie geeft een eigen taak en ver antwoordelijkheid aan de coöperatie en leidt ertoe, dat de bijzondere trekken van de coöperaties tot hun recht kunnen komen. 3. De activiteiten van een coöperatie moeten geplaatst kunnen worden binnen het kader van haar eigen taak en verantwoordelijkheid. 4. De ontwikkeling van techniek en economie bracht in de jaren negentig de concurrentie van de wereldmarkt, waardoor aan de coöpe ratieve bedrijfsvorming een belangrijke stoot werd gegeven. De tegenwoordige tijd geeft door de gewijzigde produktie- en afzetmoge lijkheden een nieuwe stoot tot coöperatieve samenwerking. Door de vroegere impuls ontstonden in het agrarische bedrijfsleven twee geledingen: het individuele boeren- en tuindersbedrijf en de coöperatie. Thans krij gen we te maken met een derde geleding: bedrijven van coöperaties, anders genoemd samenwerkingsbedrijven. Geen bedrijven die rechtstreeks geënt zijn op die van de indivi duele boeren en tuinders, maar die gesticht en gedragen worden door coöperaties uit één of meer sectoren. Voorwaarde voor de samenwerking is de aanwezigheid van een tastbaar gemeenschappelijk belang van de deelnemende coöperaties. 5. Samenwerkingsbedrijven zullen, mits zij goed gefundeerd zijn en mits goede uitgangsstel lingen worden gekozen, voor de boer van grote betekenis kunnen zijn, omdat zij het kanaal vormen, waardoor het boerenbedrijf contact met de markt krijgt. Zij kunnen het middel zijn om die markt in al haar geledin gen te kennen en daaruit een maximaal in komen voor de boer te halen. 6. De stichting van een coöperatief garantie fonds, waarbij de coöperaties gezamenlijk borg staan voor bepaalde ondernemingen, overschrijdt de grenzen van de eigen verant woordelijkheid der verschillende coöperaties. 122

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 24