ontwikkelde zich tot een onderlinge saamhorig heid. Het lidmaatschap van de Centrale Bank verkreeg voor de banken een bredere inhoud. Zij, de banken, waren niet langer zuiver lokale, geïsoleerde banken, maar vormden gezamenlijk een eenheid, die, als het nodig was, een vuist kon maken door middel van de Centrale Bank. De vóóroorlogse crisis, de tweede wereld oorlog en de eerste naoorlogse jaren zijn onze banken, mede door bovengenoemde ontwikke ling, ongeschonden doorgekomen. De huidige fase Dan, in de vijftiger jaren, komt ,,de grote sprong voorwaarts". Onverwacht zijn onze ban ken volledig opgenomen in het groeiproces, zoals wij dat nu al verscheidene jaren kennen. Ultimo 1963 bereikten onze toevertrouwde middelen het peil van 4.277 miljoen. Dat is in 6 jaar tijd een toeneming van 2.280 miljoen. En dan te bedenken, dat wij in de 60 voorlig gende jaren niet hoger kwamen dan tot 2.360 miljoen! Deze geweldige toestroming van middelen is voor een groot deel op ons afgekomen eri voor een ander deel hebben wij dit bewust gezocht, want er is in de afgelopen jaren bewust een expansiepolitiek gevoerd, vooral door opvoering van het dienstbetoon in al zijn schakeringen en door het aanbieden van tal van nieuwe vormen van dienstverlening. Het beeld van onze organi satie van vandaag is bijzonder levendig. De cliëntenkring is zeer verbreed. Wij zouden kun nen zeggen dat onze banken in plaats van „groepsbanken" veel meer tot banken voor de gehele plaatselijke gemeenschap zijn geworden, echter nog steeds met een typisch lokale kleur, daarbij voortbouwend op het grondthema van Raiffeisens denken: het dienen en sterk maken van de relatief kleine elementen in de samen leving. Gemeenschappelijke activiteit De eerste fase in de ontwikkeling van onze organisatie was voor alles gericht op het winnen van vertrouwen. De tweede fase (de jaren 1930 en volgende) bracht een onderlinge saamhorig heid met aanvaarding van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het beleid. Men kan zeggen.dat deze verworvenheden van de tweede fase een definitief karakter hadden; de banken moesten zich in hun organisatie te weer stellen tegen de kwade gevolgen van illiquiditeit en het insolvabel zijn. De derde fase, die wij thans doormaken, plaatst ons tevens in het offensief.Het typerende van de huidige fase van onze organisatie is wel licht de gemeenschappelijke activiteit. Dit is een nieuw aspect, dat wij in vroeger jaren niet in deze vorm hebben gekend. De gemeenschappe lijke activiteit wordt ons als het ware door de huidige tijdsomstandigheden opgedrongen. In vele nieuwe behoeften moeten onze banken voorzien. Al vaker blijkt, dat alleen door ge meenschappelijk optreden een goede oplossing te vinden is. Daarbij moeten wij bedenken, dat onze organisatie niet de enige is, die een expansief beleid voert. Offensief en defensief gaan hand in hand. Autonomie is een groot goed. Ook in de toe komst zal voor onze banken een maximum aan plaatselijke autonomie gehandhaafd moeten worden. Autonomie is echter sinds de dertiger jaren niet langer het enige uitgangspunt voor onze organisatiestructuur. De gemeenschappe lijke verantwoordelijkheid legt aan de plaatse lijke autonomie beperkingen op, zulks in het belang van het welzijn van het geheel. Tussen autonomie en gemeenschappelijke verantwoor delijkheid zal steeds een evenwicht gevonden moeten worden, afhankelijk van de tijdsomstan digheden. De gemeenschappelijke activiteit, die in de huidige fase al meer van ons gevraagd wordt, raakt dan ook het brede terrein van de onder linge samenwerkingsverhouding: de samenwer king van de lokale banken en de Centrale Bank in één gemeenschappelijke organisatie. Grote zakelijke belangen zijn daarbij betrokken en op de Centrale Bank rust de plicht van een nauw contact met de gehele buitenwereld ten behoeve van de organisatie. Uit vele voorbeelden noemen wij hier slechts het optreden van de Centrale Bank op de geld- en kapitaalmarkt, het contact 111

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 13