Wij verlenen deze maand gastvrijheid aan een voorzitter, een secretaris, een kassier en een beheerder van een bijkantoor, die verbonden zijn aan drie verschillende banken, gelegen in drie verschillende provincies. Een mooi voorbeeld van de mogelijkheid, die onze rubriek biedt om zijn mening aan de gehele organisatie kenbaar te maken! Herkomst van de spaargelden Geachte redactie. Naar aanleiding van de geruchten, dat de bedrijfsin- komsten van de agrariërs nog niet zo slecht zijn, getuige de ferme aanwas van spaargelden bij de raiffeisenbanken/ boerenleenbanken, hebben wij bij onze bank over 1963 zonder de bijgeschreven rente per 31-12-63 de mutaties getotaliseerd en gesplitst in de groepen: „Agrariërs en niet-agrariërs". Onder agrariërs hebben we gerangschikt de landbouwers, veehouders, pluimveehou ders, kuiken-, kalver- en varkensmesters en ook de ge zinsleden, die in die bedrijven werken en verdienen. Ge zinsleden uit genoemde groep, die elders werken zoals in ambacht, winkelbedrijf, industrie enz., hebben wij als niet-agrariërs opgenomen. Van de 3500 spaarders (van gewone spaarders t/m rijksambtenaren) waren er 2334 actieve spaarders in 1963. Van deze 2334 behoorden 364 of wel bijna 16% tot de agrariërs en 1970 of wel ruim 84% tot de niet-agrariërs. Van de totale opnamen vroegen de agrariërs 36 op en de niet-agrariërs dus 64 Van de totale stortingen werd door de agrariërs 19% bijeen gebracht; door ver koop van boerderijen en grond 14% en door de niet- agrariërs 67 Van de winkelbedrijven werd er maar 1 verkocht, waar van het gestorte bedrag bij ons in het kader van de totale inlagen verwaarloosd kan worden. Door de agrariërs is bij onze bank f 270.000,meer opgenomen dan ingelegd. Telt men het bedrag van de verkoop van (bij ons 11 boerderijen; opbrengst 530.000. de agrarische bedrijven bij de inlagen van de agrariërs op dan is er een spaaroverschot van f 260.000,Bij de niet-agrariërs bedroeg het overschot f 730.000, Wij meenden u dit te moeten berichten i.v.m. genoemde geruchten en wij kunnen u mededelen, dat wij over deze percentages, die een sterke achteruitgang van onze agra riërs te zien geven, verbaasd staan, althans bij onze bank. Het is een heel karwei om in een spaarbank de mu taties op te stellen, verdeeld in twee groepen, doch wij zijn blij, dat de tijd ervoor is genomen en het resultaat is dan ook frappant en maakt zeer duidelijk, dat de ge ruchten volkomen op onwaarheid berusten. Hoogachten, w.g. voorzitter, secretaris en kassier van een Coöp. Raiffeisenbank Naschrift van de redactie: Deze gegevens zijn ons zeer welkom. De grote aanwas van de spaargelden bij de Eindhovense en Utrechtse banken heeft in de afgelopen maanden weer het nodige „stof' doen opwaaien. Het grote publiek en ook veel mensen, die toch beter moeten weten, concluderen uit de spaarcijfers van de raiffeisenbanken/boerenleenban- ken, dat het de agrarische bevolking blijkbaar zó goed gaat, dat zij jaarlijks vele honderden miljoenen weet te sparen. In ons jongste januarinummer hebben wij in de rubriek „Wat ons bezig houdt" onder „Zo is het" er al opgewezen, hoe onjuist deze gevolgtrekking is. Wij zijn de inzenders van bovenstaand stuk dankbaar, dat zij ons, wat hun bank betreft, eens heel concreet hebben willen inlichten over de mate, waarin agrariërs en niet-agrariërs voor de mutaties in de spaargelden verantwoordelijk zijn geweest. Onder „Wat ons bezig houdt" gaan wij in dit nummer nog nader op de zaak zelf in. Juist omdat de bank zulke concrete gegevens verschaft, hebben wij gemeend de naam van de bank niet te moeten vermelden. Afrekening van cheques onder gewoon voorbehoud (o.g.v.) Geachte redactie. In alle bescheidenheid ben ik zo vrij terug te komen op bovengenoemd artikel in de Raiffeisen-Bode van januari 1964. Alhoewel ik het uiteraard met de juridische strekking volkomen eens ben, schuilen er toch nog wel een paar addertjes onder het gras. Allereerst: wanneer is het voorbehoud opgeheven? U antwoordt dat daar geen termijn voor is te stellen. Dit nu is al steeds mijn bezwaar geweest tegen de wijze van afrekening door de Centrale Bank aan de aangesloten banken. Na ontvangst van uw creditering (o.g.v.I), zal de bank toch meestal tot uitbetaling overgaan, ook aan niet-rekeninghouders, soms geheel onbekend, soms niet zo best bekend! Wachten op een bepaalde termijn van voorbehoud heeft weinig zin; de uitbetalende bank ont vangt nooit bericht van opheffing van dat voorbehoud. Om het wat scherp te stellen: dat voorbehoud kan wel een jaar duren! In dit verband zij nog opgemerkt, dat de aansprakelijkheid van de trekker der cheque en/of de betrokken bank, zoals door u genoemd, wat de genoem de bank betreft, toch maar alleen van toepassing is op de bank, waarop de cheque getrokken is en niet op de aan begunstigde uitbetalende bank. U stelt dat zelfs bij een normaal afgerekende cheque, waar later om welke 92

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 30