De bank in de praktijk Een greep uit het Raiffeisenwerk van de plaatselijke bank Heeft niet iedere bank in onze organisatie haar eigen Raiffeisengeschiedenis? Haar eigen ver haal van hetgeen gedaan is om de plaatselijke levensomstandigheden te verbeteren? Het wordt niet van de daken geroepen; het wordt niet in de nieuwsbladen uitgebazuind. Het is een werk dat in stille bescheidenheid wordt volbracht. De Raiffeisengeschiedenis van onze banken is niet de geschiedenis van de ontwikkeling van klein naar groot. Ook dat is een bewonderens waardig gebeuren, meer op zichzelf vormt dat niet het bijzondere karakter van het werk van onze banken. De enorme groei plaatst ons wel voor een uitdaging: de middelen zo te gebrui ken als overeenkomt met de geest van Raif- feisen. Wij hebben deze uitdaging gezamenlijk te beantwoorden. Het is onze overtuiging, dat het antwoord in de praktijk daadwerkelijk wordt gegeven. Om daarvan indrukken te verkrijgen, willen wij in de komende maanden een greep doen uit de veelheid van aangesloten banken, om in het kort hun Raiffeisengeschiedenis te beschrijven. Ons eerste bezoek brachten wij aan West- Graftdijk, een dorpje van enkele honderden in woners, diep gelegen aan het hoge water van het Noordhollands kanaal en de Schermerring vaart. De bank vindt haar werkgebied in de een voudige dorpsgemeenschap van West- en Oost- Graftdijk en in het omliggende platteland. West-Graftdijk, een plaatsje waar men ook zonder borden voor maximum snelheid niet harder rijdt dan 30 40 km per uur op de smalle kronkelige wegen is passeren vaak nauwelijks mogelijk is geen dood dorp. Het leeft, niet alleen omdat het een eldorado voor sportvissers is of omdat het de scheepswerf „Voorwaarts" heeft. Het leeft omdat de inwoners gelukkig zijn en omdat er welvaart is. De bank werd in 1919 opgericht. Tot voor zitter werd dokter J. Koppen gekozen. De onder wijzer werd kassier. Het begon allemaal klein, doch het werkte. Al bij de afsluiting van het eerste boekjaar kon over 30.000,aan spaar gelden worden beschikt. Dit geld moest gebruikt worden om de levensomstandigheden ter plaatse te verbeteren. Dat zagen het bestuur en de raad van toezicht goed in. Bij de kredietverlening stonden twee belangrijke dingen voorop: een nuttige besteding van het geld en een goede dekking van de leningen. Zo werden boeren ge holpen om hun bedrijven sterker te maken; zo werd ook de bakker geholpen, al in het eerste jaar van het bestaan van de bank. Door deze leningen te verstrekken werden tegelijkertijd de belangen van de plaatselijke gemeenschap ge diend. Bij de verstrekking van de leningen werd niet over één nacht ijs gegaan. „Naast hypothecaire zekerheid, die op zichzelf ruim voldoende was voor het bedrag van de lening, moest ik nog zorgen voor twee borgen": zegt de heer J. Klink hamer, dezelfde bakker die in 1919 een voor schot ontving en die sinds 1939 in het bestuur zitting heeft. Maar het was Raiffeisenwerk wat de bank deed, in de volle betekenis van het woord. Door onderlinge samenwerking werden de levensomstandigheden in het dorp verbeterd. De belangen van de leden van de bank waren ook de belangen van de plaatselijke gemeen schap. Na de laatste wereldoorlog stond de bank voor geleidelijk toenemende taken. De financiële dienstverlening werd breder van opzet. Meer openingsuren, meer vormen van dienstbetoon, reisdeviezen, girale betalingen. Sinds 1 januari van dit jaar is de bank iedere dag geopend en is de kassier volledig in dienst van de bank.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 23