uit de geldmarkt te pompen. Van de zijde van
het Rijk is dat geschied door een tender, een
openbare inschrijving dus, die op 29 januari
werd opengesteld.
Hogere discontotarieven
Als resultaat van deze inschrijving werd in
totaal 209 miljoen toegewezen, waarvan
1121/2 miljoen achtmaands promessen, ver
vallende op 1 oktober a.s., tegen een disconto
van 2,625 en f 961/2 miljoen twaalfmaands-
promessen tegen een disconto van 2,875
Tegelijkertijd heeft het Agentschap van het mi
nisterie van Financiën, zoals bekend, weer de
gelegenheid opengesteld voor afgifte „over de
toonbank" van de per 1 oktober vervallende
schatkistpromessen tegen het bij de tender ge
accepteerde disconto van 2,625 Jaarspapier
werd echter niet meer verkrijgbaar gesteld. Wel
werd aangekondigd dat de afgifte is hervat van
3- en 5-jaarsbiljetten. Hiervoor zijn, in aanslui
ting op de prijzen, die bij de tender-inschrijving
zijn geaccepteerd, nieuwe rentetarieven vastge
steld en wel van resp. 3,4375 en 3,75
De laatste tarieven, die vóór de stopzetting
van de afgifte van dit papier golden, bedroegen
resp. 2,8125 en 3,125%. Deze prijzen waren
voor het eerst vastgesteld op 4 juli 1963 en
waren sindsdien op dat niveau gehandhaafd.
Het is duidelijk dat de renteverhoging voor het
schatkistpapier moet worden gezien in het
licht van de algemene stijging van de rentevoet,
zoals deze zich sedert ongeveer september
1963 in ons land heeft gemanifesteerd. Meer in
het bijzonder moet hierbij echter worden ge
wezen op de discontoverhoging van 31/2 tot 4
welke ingaande 13 januari jl. door de Neder-
landsche Bank is afgekondigd.
De kredietbeperking
Tot goed begrip van de verhoudingen op de
geldmarkt dient men zich er verder rekenschap
van te geven, dat de Nederlandsche Bank in
tussen voor de periode van 17 februari t/m 14
maart het percentage voor de deposito's, die
wegens overschrijding van het individuele kre
dietplafond der banken als z.g. strafdeposito bij
de circulatiebank moeten worden aangehouden,
heeft verdubbeld. Was dit percentage voor de
voorgaande maandperiode bij wijze van over
gang eerst op 50 gesteld, voor de maandelijkse
periode aangevangen op 17 februari, werd het
tot 100 verhoogd, overeenkomende met een
reëel bedrag van in totaal f 106 miljoen. Dat
kwam dus neer op een nettoverhoging van f 66
miljoen ten opzichte van de voorafgaande pe
riode, waarin de banken 40 miljoen bij wijze
van strafmaatregel renteloos bij de Neder
landsche Bank hebben moeten aanhouden. Stelt
men nu die f 106 miljoen tegenover het saldo
van ƒ111 miljoen dat blijkens de weekstaat van
de Nederlandsche Bank per 2 maart jl. bij deze
instelling aanwezig was, dan ziet men dus dat
dit saldo in feite geen enkele ruimte meer over
liet.
Deviezenafvloeiing
Er is nog een vrij belangrijke mutatie in de
afgelopen maand geweest, die de verkrapping
op de geldmarkt in de hand heeft gewerkt, nl.
de inkrimping van de monetaire reserves der
Nederlandsche Bank. Deze zijn teruggelopen
van 6740 miljoen op 27 januari tot 6584 mil
joen op 2 maart, derhalve met ruim 150 mil
joen.
In hoeverre het hierbij ging om reële devie-
zenverliezen, dan wel om kort lopende uitzet
tingen in het buitenland, doet voor de binnen
landse situatie in het geheel niet terzake. Het
resultaat is immers in beide gevallen hetzelfde
nl., dat die gelden waarmee de buitenlandse
deviezen moeten worden betaald, uit het ver
keer verdwijnen, doordat zij bij de Neder
landsche Bank terecht komen en in mone
taire zin worden vernietigd.
Het kan overigens zijn nut hebben er op te
wijzen, dat de Nederlandsche Bank ter beper
king van het geldvolume thans volstaat met het
strafdeposito en geen aanleiding heeft gevon
den tot herstel van de z.g. verplichte kasdek-
king, waarbij eveneens een bepaald percentage
der aan de banken toevertrouwde middelen bij
de centrale bank renteloos moest worden ge
deponeerd. Aan dit middel bestaat thans blijk
baar geen behoefte.
De notering voor daggeld heeft in de afge
lopen maand sterk geschommeld en wel tussen
1 en 2'/2 Deze laatste stand was bereikt op
80