nog steeds meer in deze richting gedacht en wie zal
zeggen waar we op dit gebied in de toekomst terecht
komen? De heer Visser voert zelfs de bezitsvorming aan
en hij zegt dat het assurantiebedrijf hier alles mee te
maken heeft. Is in deze zin het woord bemiddeling be
wust of onbewust door bedrijf vervangen? Ik zie die be
zitsvorming ook inderdaad, maar dan bij de bedrijven die
deze branche voeren. En deze bedrijven zijn eigendom
van aandeelhouders, misschien particuliere, mogelijk
ook van onze commerciële zusters of broeders. Maar de
stimulering van deze bezitsvorming kan de heer Visser
niet bedoelen. Waar het verband wel moet liggen tussen
het afsluiten of bemiddelen van verzekeringen en de be
zitsvorming van onze leden gaat boven mijn lekenpet. Dat
onze banken een taak hebben op het gebied van bezits
vorming (bevordering) kan ik van harte onderschrijven;
het is een motief meer voor een eigen verzekerings
bedrijf.
Dat dit gemakkelijk zou zijn of lijken, heb ik nergens
beweerd en dat men daar nooit groot genoeg over denkt,
akkoord, maar het niet gemakkelijk zijn is niet een excuus
om het na te laten en maar steeds verder te gaan op een
weg, die dan wat baten af mag werpen, maar geen enkel
doel in zichzelf heeft. Want ik ben beslist niet onder de
indruk van een pleidooi in de geest van: alle polissen
moeten op één plaats zijn of het gezegde dat onze cliën
ten niet weten wat bij wie verzekerd is. De eerste stelling
is al zo oud als er verzekeringen zijn en wordt gebruikt
door iedere verzekeringsman, die zaken wil doen en het
tweede, nou ja, er zal misschien wel eens hier en daar
een sufferd tussen door lopen, maar neemt u van mij
maar aan dat de gemiddelde intelligentie van de agrariërs
nog wel zo groot is, dat ze deksels goed weten wat ze
willen of doen of gedaan hebben. Dit neemt natuurlijk
niet weg, dat adviezen van betrouwbare gespecialiseerde
vakmensen nodig zijn en blijven.
Geachte redactie, er is van mij begrepen of gedacht,
o.a. de heer Moek schrijft dit, dat ik het sluiten van ver
zekeringen niet legaal of in strijd met goede zeden zou
vinden; deze schrijver verdenkt mij er ook van dat ik een
grote inbraak minder verwerpelijk vind dan een kleine.
Nou, heer Moek, dit is bepaald niet zo, ik vind dit beide
even misdadig, maar als u een gebruikte uitdrukking wil
wraken in een richting die ons toch allen vreemd is dan
lijkt mij een discussie als deze terecht te komen in de
sfeer van een opstelwedstrijd. En dat is toch heus niet
nodig, daar is het onderwerp veel te belangrijk voor.
Wat het andere betreft het legaal zijn enz.; ik heb gezegd:
,,ik vind het maar zo, zo"! En dit meen ik echt. Ik vind de
standing van onze organisatie veel te hoog, om agent te
zijn voor weet ik hoeveel maatschappijen, ze mogen dan
nog zo goed zijn. Dit heeft niets te maken met legaliteit,
zeden en goede of kwade luchtjes.
Het is zelfs niet eens een zakelijk, maar enkel een
gevoelsargument. Ik zou me ook schamen onze mede
werking te verlenen om b.v. agent te zijn voor een finan
cieringsmaatschappij voor gebruiksgoederen met de ge
bruikelijke 15 a 20% en daarvan enkele procenten in de
bankzak te steken. Daarentegen zou ik geen enkel be
zwaar hebben als de Centrale Bank zo'n maatschappij
opkocht en wij dit werk zelf gingen doen met minstens
halvering van dat percentage. Mijn oordeel over het
agent zijn van één van onze banken voor een verzeke
ringsmaatschappij mag dan iets milder zijn, het scheelt
niet zo heel veel. Het is dus niet een veroordeling of ge
ringschatting van dit werk als zodanig, integendeel, maar
enkel van de manier waarop.
Geachte redactie, ik hoop dat u nog ruimte over hebt
om tot slot de „heel forse lijnen" in 't kort samen te
vatten tot hopelijk een begrijpelijk geheel en wel als
volgt:
1. Het verzekeringswezen in al zijn geledingen op ons
platteland is een wanordelijk iets.
2. De overtuiging dat hier iets moet gebeuren leeft bij
zeer velen, zowel particulieren als instellingen.
3. Voor onze organisatie ligt hier een grote en zware
taak, die vanaf de top georganiseerd en geleid moet
worden.
4. Het doel moet gericht zijn op concentratie en één
wording van het onderling verzekeringswezen. Het ge
vaar dat dit ook kan buiten de bankorganisatie om
mag niet onderschat worden.
5. Het eventueel „inbrengen" van een bestaande maat
schappij moet als mogelijkheid nauwgezet onderzocht
worden.
6. Het bedrijven van assurantiebemiddeling door onze
banken voor verschillende maatschappijen kan nooit
tot het gewenste doel leiden; het bergt wel gevaren in
zich.
7. Het uiteindelijke doel mag niet anders zijn dat één
groot agrarisch verzekeringsbedrijf.
8. Het is geen verre toekomstmuziek, de tijd dringt, nu
is het ogenblik.
Geachte redactie, u en ik en met ons vele duizenden
staan in dienst van die agrarische gemeenschap, in meer
of minder belangrijke functies, maar in dienstbaarheid
gelijk. Gezamenlijk bezitten we een grote, financieel
krachtige organisatie, maar het grootste bezit is het ver
trouwen van die gemeenschap. En die gemeenschap heeft
behoefte aan mannen die het omschreven vraagstuk aan
pakken en tot een goed einde brengen. Zij vragen u niet
om verdeling van de gepubliceerde één, zes en zeven
nullen, maar wel: laat deze reserve toch ook niet rusten
noch roesten, maar doe er wat mee. Gebruik er maar 10
of 20 van als dit nodig zou zijn om een doel te bereiken
strekkend tot heil en meerdere welvaart van diezelfde
gemeenschap.
Hoogachtend,
P. G. van Maldegem
Naschrift van de redactie
Een naschrift op een stuk als het bovenstaande vraagt
een soort Salomo's wijsheid en die bezitten wij helaas
niet. Een uitvoerige reactie is onmogelijk, dat zou een
kleine dissertatie worden. Stilzwijgen is echter ook ge
vaarlijk, want wie zwijgt stemt toe. En er is ook nog zo
iets als doodzwijgen!
Noch het een, noch het ander zou naar onze mening
een juiste gevolgtrekking zijn. Hier zijn gecompliceerde
problemen aan de orde gesteld, waarop onmogelijk in
een naschrift met ja en neen geantwoord kan worden,
maar waartegenover een even gecompliceerde en tevens
een genuanceerde stellingname past.
De waarde van de brief van de heer Van Maldegem
ligt voor ons in het feit, dat hij de zaken bij name noemt.
Daarmede kunnen wij ons voordeel doen, ook al zijn we
het lang niet in alles met hem eens en ook al kunnen
we van mening zijn, dat de opgeworpen vragen (nog)
(vervolg onderaan pag. 25)
56