Er vindt geen rechttrekking plaats van de ver
houding vreemd/eigen vermogen, wanneer deze
door de groeifinanciering is verstoord.
Het reeds genoemde L.E.I.-onderzoek toont
dit met cijfers aan.
In de jaren 1959 en 1960 werd vrijwel het ge
hele bedrag aan besparingen voor nieuwe in
vesteringen gebruikt naast de middelen ver
kregen uit afschrijvingen en kredietverhogingen.
Van consolidatie was in beide jaren geen
sprake. Integendeel, de schulden namen aan
zienlijk toe en wel met 44 voor het Westland
en 62 voor de Kring. Het L.E.I. concludeert
dan ook, dat de lange termijn-liquiditeit verder
is teruggelopen. Deze was in 1959 reeds bij
meer dan de helft van de bedrijven aan de on
veilige kant. Opmerkelijk is ook, dat volgens
het L.E.I. bij gemiddeld 19% van deze illiquide
bedrijven in de jaren 1959 t/m 1961 de exploi
tatie verliesgevend was.
Eerder is gezegd, dat voor een financiering,
die gekenmerkt wordt door anticipatie en kre
dietvernieuwing, alleen sterke bedrijven in
aanmerking komen. Onder sterke bedrijven
kunnen worden gerekend de bedrijven met een
gunstig afzetperspectief (het externe aspect) en
met een gunstige verhouding eigen/vreemd ver
mogen (het interne aspect).
De afzetmarkt moet nog zekere beloften inhou
den, anders is het vooruitlopen op toekomstige
winsten onverantwoord. Tegelijk moet het be
drijf in staat zijn risico's te dragen, dat wil zeg
gen over een behoorlijk eigen vermogen be
schikken.
Toepassing van de methode van winstantici
patie vraagt uit zichzelf om een politiek van
versterking van de vermogenspositie.
Met andere woorden: dynamische financie
ring in de tuinbouw: akkoord, maar dan ook
gevolgd door geleidelijke consolidatie.
Consolidatie kan worden bereikt door lenin
gen uit besparingen af te lossen. Een goed
middel daartoe is de looptijd van de leningen
relatief kort te houden. De aflossingsverplich
tingen mogen dan, in verhouding tot hetgeen op
basis van afschrijvingen vrij komt, zwaar zijn,
maar dit past geheel in de denkwijze en in de
praktische toepassing van de dynamische fi
nanciering. De ondernemer beschermt er zich
zelf mee.
Geleidelijke consolidatie is niet te scheiden
van de voorafgaande winstanticipatie.
Zijn de tuinbouwbedrijven sterk genoeg voor
de dynamische financieringsmethode?
De verhouding eigen/vreemd vermogen zou
beter kunnen zijn. Voor de beginnende tuinder is
een 30/70-verhouding aanvaardbaar. In een ver
der stadium is een 50/50-verhouding niet over
dreven.
Financieringsprobleem bij jonge tuinders
De dynamische financiering vraagt van de
bank een grote mate van oplettendheid. De
verstrekkingen zullen steeds door voldoende
overwaarde in de zekerheden moeten zijn ge
dekt. Verder stelt de verhouding eigen en
vreemd vermogen grenzen aan de mogelijkheid
van kredietverstrekking. Een moeilijk punt rijst
hier met betrekking tot de jonge tuinder, die
een kapitaalintensief bedrijf wil beginnen, zon
der dat het gewenste eigen vermogen aanwezig
is. Door middel van een garantie van het Borg
stellingsfonds voor de Landbouw zal hij dan
aan krediet geholpen moeten worden.
De vraag moet worden gesteld of het juist is,
dat garantie van het Borgstellingfonds de plaats
van eigen vermogen inneemt. Als middel om
het eigen vermogen in zijn financieringsfunctie
te vervangen, kan een lening onder garantie
van het fonds slechts gebrekkig fungeren. Het
blijft immers een lening waaraan rente- en af
lossingsverplichtingen zijn verbonden.
Als middel om weerstand te bieden tegen be
drijfsrisico's is het eigen vermogen nog minder
door een lening onder garantie te vervangen.
Dit plaatst ons voor een vraag, welke niet een
voudig te beantwoorden is. namelijk: hoever
kan men gaan met de financiering en het af
geven van garanties bij voorkomende aanvra
gen van jonge tuinders, welke nog niet in staat
zijn geweest een redelijk eigen vermogen te
vormen. Met andere woorden: in hoeverre is het
verantwoord in deze gevallen op basis van een
verwachte rentabiliteit tot financiering over te
gaan?
Men zal ieder geval afzonderlijk moeten be
kijken en niet in de laatste plaats de kundig-
52