Uit de nieuwjaarsrede, die ir. J. S. Keyser
voor het personeel van de Centrale Bank
heeft gehouden.
De bloei van onze organisatie is niet
iets, dat vanzelfsprekend is. Zelfs niet in
deze tijd nu de conjunctuur vele bedrij
ven, ook het onze, gunstig gezind is.
De vrijwillige onderlinge samenwerking
van bijna 700 autonome lokale banken is
hecht gefundeerd en in een langjarige tra
ditie verankerd. Maar om haar te besten
digen, is een voortdurende inspanning
nodig van alle afdelingen van de Centrale
Bank en van iedere medewerker afzonder
lijk. En dit alles met begrip voor de be
hoeften van de aangesloten banken en
voor de vaak zeer uiteenlopende opvat
tingen van kassiers en bestuursleden der
banken. Onze banken hebben een eigen
karakter, kleine en middelgrote banken
handhaven hun zelfstandigheid door sa
menwerking. Het is een haast uniek ver
schijnsel in de wereld, waarin het groot
bedrijf zo sterk naar voren komt.
Uit een oogpunt van opvoering van de dienstverlening is ook verheugend de nog steeds stijgende
belangstelling van onze banken voor de assurantiebemiddeling. Het aantal banken dat officieel als
tussenpersoon is ingeschreven nam in 1963 wederom sterk toe.
Het intensiever en gevarieerder worden van het bedrijf van onze banken blijft steeds hogere
eisen stellen aan de deskundigheid van bankbestuurders, directeuren/kassiers en overig personeel.
Voor diverse groepen van deze personen werden dan ook in 1963 wederom tal van werkbijeenkom
sten gehouden, waar voorlichting plaatsvond en gedachtenwisseling mogelijk was.
Doorgaan
De opgaande lijn, die wij in 1963 met dankbaarheid mochten constateren, zal ook in 1964 door
getrokken moeten worden. Of dit zal gelukken is van vele nog onzekere factoren afhankelijk. Het
thans ingegane jaar brengt, dat is nu reeds duidelijk, andere omstandigheden met zich.
Het effect van de loonstijgingen op onze economie is eerst op langere termijn te meten. Van groot
belang zal zijn, in welke mate het tempo en de vaart van het economisch leven behouden kan blijven
en vooral of deze vaart door overheidsmaatregelen afgeremd moet worden om overspanning van de
conjunctuur te voorkomen.
Onze banken zullen het bedrijf rustig met de voorhanden middelen verder moeten trachten
te ontplooien. Daarbij zal steeds naar verbetering van die middelen gezocht moeten worden. In dit
verband hebben wij goede verwachtingen van de dicussiekringen voor directeuren/kassiers, die in
1964 van start zullen gaan. Als de tekenen niet bedriegen, kunnen ook van de zijde van de Centrale
Bank in 1964 enkele belangrijke initiatieven verwacht worden, die er toe bij kunnen dragen, dat het
bedrijf van de aangesloten banken, met name ook het kredietbedrijf, verdere hulpmiddelen ten
dienste gesteld zullen worden.
Wij hopen dat wij daarover in de loop van 1964 concrete mededelingen kunnen doen.
Ook voor de aangesloten banken geldt voor 1964 hetgeen de heer Keijser in een nieuwjaarstoe
spraak voor het personeel van de Centrale Bank opmerkte:
,,U zult willen begrijpen, dat bij de stormachtige ontwikkeling en bij de groei van onze taak in
de breedte en in de diepte grote waakzaamheid geboden blijft en dat de atmosfeer er niet een
kan zijn van rustige tevredenheid over onze arbeid. Integendeel, wij moeten in een modern be
drijf een zekere mate van spanning opbrengen en verdragen. Deze spanning neemt toe met
de groei der verantwoordelijkheden; het komt er op aan, dat zij ons niet de baas wordt en dat wij
haar in goede samenwerking weten te beheersen en om te zetten in vindingrijkheid en kracht".
7