en er is dus geen sprake van verschil van mening over
de uiteengezette standpunten.
De slotalinea luidt:
„Wij zouden zowel voor land- als tuinbouwgronden bij
de waardering niet hoger willen gaan dan 50% boven de
prijs, die voor 1963 als maximaal toelaatbaar gold. Zelfs
dan zal het in vele gevallen nog de vraag zijn of het ver
antwoord is een bepaalde aanvraag in te willigen. Ge
degen plaatselijke kennis, zowel van de aanvragers, als
van het onderpand, spelen hier een belangrijke rol."
Daar er in deze slotconclusie wordt ingehaakt op de
„maximaal toelaatbare prijs" der Grondkamers, kan op
gemerkt worden dat deze prijs nooit de bedoeling heeft
gehad de waarde van een vastgoed te zijn. Het was vóór
1 januari 1963 slechts te beschouwen als plafond waartoe
de prijs zou mogen stijgen. De werkelijke waarde van een
vastgoed kon toen al wel hoger of lager liggen, wat in
de praktijk soms ook bleek. In sommige gevallen kon
deze „maximaal toelaatbare prijs" zelfs een optrekken
de invloed hebben op de verkoopprijs, elders een rem
mende, wat dan soms bleek uit het grote aantal liefheb
bers, bereid de maximaal toelaatbare prijs te betalen.
Waar men in de praktijk deze prijs de „grondkamer-
waarde" noemde, was de gedachte dat dit inderdaad de
werkelijke waarde van een vastgoed was, ten onrechte
sterk verbreid.
De Grondkamers kwamen tot vaststelling van de
„maximaal toelaatbare prijs" van door de huurwaarde,
naar normen bepaald, uit te gaan, waaruit met behulp
van toepassing van formules een theoretische prijs te
voorschijn kwam.
Als men één jaar na de opheffing van de Wet „Ver
vreemding landbouwgronden" de prijzen in ogenschouw
neemt, dan valt het op dat er een aanzienlijke stijging
der prijzen is opgetreden; zelfs in het 2de halfjaar nog
weer ten opzichte van het 1e halfjaar 1963.
Aspirantkopers van boerderijen blijken in de praktijk
sterker rekening te houden met werkelijk goede kwali
teiten van grond en gebouwen, met haar ligging, verkave
ling enz. enz., dan voorheen het geval was.
Sommige boederijen brengen nu prijzen op ver boven
de vroegere maximumprijs gelegen, andere kunnen nau
welijks tot dat peil komen als de eigenschappen minder
gunstig zijn. De veranderende economische interne- en
externe bedrijfsomstandigheden blijken thans op een
andere wijze prijsbepalend te zijn, dan de factoren met
behulp waarvan de maximumprijs werd bepaald.
Voorts blijkt van belang voor de hogere prijsbezetting
de vraag afkomstig van boeren uit andere gebieden, waar
van de grond is onteigend en verder de voortschrijdende
geldontwaarding. Samenhang met de huidige rentabiliteit
is er helaas te weinig.
Het prijspeil van langdurig verpachte boerderijen volgt
een aparte lijn, vaak op grond van het rendement?, ge
kapitaliseerd naar een zeker rentepercentage. Daar het
rendement hier afhankelijk is van de pachtprijs, zal het
prijsniveau anders zijn dan bij een vrij te aanvaarden
boerderij. Dit blijkt hier dan ook in de praktijk; bij geld
beleggers bestaat er voorkeur voor bedrijven met in
goede staat verkerende gebouwen.
Met het voorgaande komt de bedoeling tot uiting, dat
men bij waardering van landbouwbedrijven zich beter niet
meer kan laten leiden door de „kunstmatige" maximaal
toelaatbare prijzen der Grondkamers.
Bij hypotheekverlening zal het belangrijk zijn de waarde
zodanig vast te stellen, dat deze bij een eventuele pu
blieke verkoop naderhand realiseerbaar zal blijken te
zijn. Houdt men zich dit bij elke waardering voor, dan is
men zo veilig mogelijk.
Immers bij een executoriale verkoop zijn er twee bieders
nodig om tot de prijs te komen en men kan er in dat geval
niet van uitgaan dat men tot een topprijs komt.
Men komt nog het best tot waarde bij hypotheekver
lening door vergelijking met een behoorlijk aantal verge
lijkbare objecten, waarbij extreem hoge prijzen geen rol
mogen spelen, en rekening wordt gehouden met speci
fieke waardeverhogende of waardeverlagende factoren
van het onderhanden vastgoed.
Hoogachtend,
A. T. Noordhuis,
voorzitter bestuur
Coöp. Raiffeisenbank Leens
Naschrift van de redactie
In grote trekken zijn wij het geheel eens met hetgeen
door de heer Noordhuis wordt gesteld.
Bij zijn opmerking, dat de „maximaal toelaatbare prijs"
der Grondkamers nooit de bedoeling heeft gehad de
waarde van een vastgoed te zijn, willen wij aantekenen,
dat de „maximaal toelaatbare prijs" het resultaat was van
een berekening, waarbij bepaalde, van overheidswege
vastgestelde, normen werden gehanteerd.
„Helaas", zouden wij willen opmerken, was men zo met
deze normen vertrouwd geraakt, dat het voor zeer veel
boerenleenbankbestuurders moeilijk bleek zich hiervan
ineens los te maken. Het gevolg was dan ook, dat ons
herhaaldelijk verzoeken bereikten om een basis (lees:
norm) aan te geven, waarmede men in voorkomende ge
vallen zou kunnen werken. Dit heeft ons ertoe gebracht
de „maximaal toelaatbare prijs" nog eens te voorschijn
te toveren.
De heer Noordhuis somt dan verschillende factoren op,
welke z.i. thans een grote invloed hebben bij de waarde
bepaling door aspirantkopers. De voortschrijdende geld
ontwaarding speelt hierbij naar onze mening toch wel een
zeer belangrijke rol. Ons zijn gevallen bekend, dat door
volkomen „outsiders" grond werd gekocht alleen maar
om grond te bezitten. Over mogelijke rentabiliteit werd
kennelijk niet meer gedacht.
Wij kunnen ons ten slotte zeer wel verenigen met de
laatste alinea van het betoog van de heer Noordhuis.
Vervanging kassier
Geachte redactie.
Hierover zijn reeds enkele stukken geschreven onder
de rubriek Man en paard. Gaarne hiervoor echter nog
een keer uw aandacht. Mijns inziens kan het stukken
beter, door het aanstellen van 1 of 2 mensen extra op de
bijkantoren van de Centrale Bank. Deze kunnen in geval
van ziekte, vakantie of drukke werkzaamheden speciaal
de kassiers van eenmansbanken en zo mogelijk andere
banken behulpzaam zijn.
Op de l.l. gehouden kassiersvergadering van onze afde-
28