Kapitaalvorming en coöperaties
Hoe kan de noodzakelijke kapitaalvorming
bij coöperaties voortgang vinden, zonder dat
daardoor aan het belang van de huidige leden
wordt tekort gedaan? Deze vraag vormde het
kernpunt van het referaat, dat prof. Horring uit
Wageningen heeft gehouden op de algemene
ledenvergadering van het Instituut voor Land
bouwcoöperatie in Gelderland en Overijssel.
In zijn betoog wees prof. Horring op het feit,
dat vele coöperaties in de loop der jaren zijn
overgegaan tot het instellen van ledenreke
ningen. Ook komen coöperaties voor, waarbij
het lidmaatschap is gekoppeld aan het bezit
van aandelen. Beide methoden hebben gemeen,
dat althans een gedeelte van het risicodragend
vermogen van de coöperatie privé bezit is van
de leden.
Een ruimere toepassing van aandelen en le
denrekeningen achtte prof. Horring dan ook een
mogelijkheid om de financiële basis van de
coöperaties te versterken, zonder dat daardoor
aan het belang van de leden wordt tekort ge
daan.
De juistheid van de gedachte van prof. Hor
ring wordt welhaast bewezen door de ontwikke
ling, die met name het instituut van de leden
rekening vooral in de periode na de laatste
wereldoorlog te zien geeft. Van praktische be
tekenis is dan ook vooral de vraag, hoever men
met deze wijze van financiering zou kunnen
gaan. In verband hiermee zouden wij in de
eerste plaats willen opmerken, dat de gedachte
om het voordeel voor de leden te vergroten
door minder af te schrijven, naar onze mening
veel te ver gaat. Deze gedachte kan zonder
meer terzijde worden gelegd, wanneer men er
tenminste van uitgaat, dat de coöperatie ook op
langere termijn zal moeten kunnen voortbestaan.
Men zal zich veeleer moeten afvragen of de ge
bruikelijke afschrijvingspercentages wel vol
doende zijn, gezien het feit, dat de economische
veroudering een steeds grotere rol gaat spelen.
Ten aanzien van de vorming van open reser
ves ligt de situatie anders en kan de vraag wor
den gesteld in hoeverre alternatieve mogelijk
heden voor kapitaalvorming voor toepassing in
aanmerking komen. Daarbij kan het belang van
de leden alsmede allerlei andere factoren in
aanmerking worden genomen.
Wij achten het geenszins uitgesloten, dat een
nauwkeurig onderzoek zou uitwijzen, dat ver
scheidene coöperaties meer gebruik zouden
kunnen maken van het doen van bijschrijvingen
op ledenrekeningen dan tot dusver gedaan
wordt. De geaardheid en de omstandigheden
van de onderscheiden coöperaties zijn echter
dermate verschillend, dat wij hierover beslist
geen algemene uitspraak kunnen doen.
Ten aanzien van de kapitaalvorming bij raif-
feisenbanken/boerenleenbanken zijn wij echter
wel van mening, dat het handhaven van een be
hoorlijke open reserve niet kan worden gemist.
Dit houdt vooral ook verband met het feit, dat
een bank niet kan bestaan, wanneer zij niet het
volle vertrouwen geniet van het publiek. Om
het vertrouwen van het publiek te behouden
zijn zichtbare reserves van een behoorlijke om
vang niet minder noodzakelijk dan het bezit
van een representatief bankgebouw.
Rectificatie
In het nummer van oktober 1963 is op
blz. 355, linkerkolom, derde regel van
onder, een gedeelte van de zin wegge
vallen.
Vanaf regel 7 van onder linkerkolom
t/m regel 2 rechterkolom dient te worden
gelezen:
Is dit het geval, dan is de minderjarige
„bevoegd om, evenals een meerderjarige,
alle verbintenissen te sluiten, tot die fa
briek, nering en handel betrekkelijk, met
uitzondering van de vervreemding en de
bezwaring zijner vaste goederen, en van
de vervreemding of verpanding zijner
rentegevende effecten, inschrijvingen in
grootboeken van openbare schuld, hypo
thecaire schuldvorderingen en aandelen in
naamloze of andere vennootschappen".
23