Financieel overzicht
Toenemende spanningen
De afgelopen maand stond geheel in het
teken van de toeneming der spanningen op
geld- en kapitaalmarkt. Reeds in vorige over
zichten hebben wij uitvoerig aandacht gewijd aan
de veranderingen, die zich in de financiële sec
tor hebben voorgedaan na de uitgifte van de
41/2 Staatslening 1963 ten bedrage van 400
miljoen a pari.
Van het begin af aan heeft deze leningoperatie
verstorend op de staatsfondsenmarkt gewerkt.
In eerste aanleg viel dat te wijten aan het feit
dat het bedrag van de lening groter was dan
met de werkelijke behoeften op het ogenblik
van de emissie overeenstemde. Zou de lening
som, zoals bij voorgaande staatsleningen, op
rond 300 miljoen zijn gesteld, dan zou het be
drag niet te groot zijn geweest en zou een on
gunstig psychologisch effect achterwege zijn
gebleven. Thans was een evenwichtsverstoring
onvermijdelijk en deze heeft zich weerspiegeld
in het feit, dat van het begin af aan een koers
met een min of meer aanzienlijk disagio moest
worden genoteerd.
Een wisselwerking op de overige staats
leningen en op de obligatiemarkt als geheel kon
niet uitblijven en het spreekt vanzelf, dat onder
zulke omstandigheden ook steunaankopen, die
rechtstreeks of indirect geschieden, nooit vol
doende gewicht in de schaal kunnen leggen om
aan de koersdaling een halt toe te roepen. A
fortiori geldt zulks voor de laatste maanden van
1963, omdat in die periode de spanningen op
het sociaal-economische vlak zoals bekend
sterk zijn toegenomen onder invloed van de
loonstrijd en de prijsbeweging.
Wat het eerste punt aangaat hebben de loons
verhogingen van globaal 10%, die voor 1964
waren overeengekomen, hun schaduwen voor
uit geworpen. Dat geldt met name voor de prij
zen en tarieven die op een breed front in be
weging zijn gekomen. Een ontwikkeling die nog
in de hand werd gewerkt door een stijging van
diverse invoerprijzen voortspruitende uit, hetzij
een stijging van de grondstoffenprijzen op de
wereldmarkten, hetzij de prijsontwikkeling in
andere landen van de E.E.G.
Twee punten
Twee punten verdienen in dit verband in het bij
zonder de aandacht. In de eerste plaats kon
het niet uitblijven dat, naarmate het besef voor
het algemene karakter van loon- en prijsstij
gingen levendiger werd, men tevens meer oog
kreeg voor de consequenties, welke zulks met
zich meebracht voor de koopkracht van het geld.
Er trad meer en meer een zekere beduchtheid
aan de dag voor de inflationistische tendenties,
die op deze wijze in versterkte mate aan de dag
traden, hetgeen aan het vertrouwen ten aanzien
van de waardevastheid van de gulden afbreuk
heeft gedaan.
Onder deze omstandigheden was het vanzelf
sprekend dat de terughoudendheid ten aanzien
van in guldens luidende beleggingen toenam,
wat weer de tendentie tot stijging van de rente
in de hand moest werken.
Het tweede punt waarop wij doelden houdt
nauw met het voorgaande verband, doch vormt
op zichzelf een meer technisch element. De
loon- en prijsstijgingen verhogen automatisch
de behoefte aan bedrijfskapitaal, waardoor weer
de vraag naar krediet bij het bankwezen moet
toenemen. En dat in een stadium van de eco
nomische ontwikkeling, waarin arbeidsschaarste
en conjunctuur op zichzelf reeds een grotere
kredietbehoefte met zich brengen. Wij heb
ben hier dus met cumulerende effecten te
doen, die de geld- en kapitaalschaarste vergro
ten en een stijging van de rente bevorderen.
Deze toespitsing van de verhoudingen in de
financiële sector heeft zich voorgedaan in de
laatste maand van het jaar, die toch al zwaar
belast is door de extra geldbehoeften, die er
dan in verband met de feestdagen en de jaars
wisseling altijd al bestaan en dan ook telken
jare weer tijdelijke spanningen in het leven
roepen, welke zich weerspiegelen in een stijging
van de geldrente en particuliere discontota
rieven en een groter kredietberoep op de Ne-
derlandsche Bank. Deze verschijnselen zijn ook
nu niet achterwege gebleven, doch zijn, op
langere termijn gezien, van geringe betekenis.
Zo is de notering voor daggeld in december van
(vervolg blz. 17)
16