Kroniek van land- en tuinbouw
E.E.G. in kritieke fase; van harmonisatie in de landbouw is nog weinig terecht gekomen;
gevaar voor een continentaal Europa, afgesloten van de wereldmacht;
Raad van Ministers nu voor uiterst belangrijke beslissingen:
zuivel, rundvlees, rijst, financieringsfonds, gelijkschakeling graanprijzen, mandaat voor onder
handelingen, over verruiming wereldhandel;
uniformering graanprijs dient gepaard te gaan met vrij verkeer voor veredelingsprodukten.
De strijd om een echte en hechte Europese
Economische Gemeenschap, waarin ook de
agrarische sector zich volledig kan ontplooien,
is thans in alle hevigheid ontbrand. In het Brus
selse overleg heeft men eindelijk de stier bij de
horens. In de door het steeds maar weer uit
stellen van belangrijke beslissingen samenge
perste agenda van de Raad van Ministers
het hoogste college in de E.E.G. zal nu slag
moeten worden geleverd voor een reëel ge
meenschappelijk landbouwbeleid, dat in de
plaats moet komen van het eenzijdig ijveren
voor nationale belangen, dat de agrarische be
volking gunstige bestaansmogelijkheden biedt
en dat geen conflicten met derde landen zal
uitlokken. In een marathonzitting, die niet alleen
praktisch de hele maand december zal kosten,
maar wellicht tot in januari zal duren, zullen
uitermate belangrijke beslissingen moeten wor
den genomen. Beslissingen, welke niet alleen
voor de toekomst van onze landbouw van grote
betekenis zijn, doch waarbij in feite de verdere
uitbouw, ja zelfs het voortbestaan van de E.E.G.
(vervolg fusie)
echter haar eigen bank en één gezamenlijke
bank is allicht sterker dan twee afzonderlijke.
Dit hebben bestuur en leden zich eveneens ge
realiseerd. De doorslag heeft misschien gegeven
het feit, dat met behoud van een eigen lokale
bank de dienstenverlening sterk kan worden uit
gebreid door een grotere opzet en door het lid
maatschap van een centrale organisatie.
Twee bestuursleden, de heren A. Pfeifer en
J. Hoogendoorn, behoorden in 1919 reeds tot de
oprichters van de bank. De tegenwoordige kas
sier, de heer J. H. Vogel, nam in 1945 deze
functie van de heer G. Scherpenzeel over.
Wij spreken de wens uit, dat de nieuwe
samenwerking nog tot grotere resultaten zal
leiden.
op het spel staat. De E.E.G. bevindt zich in een
kritieke fase.
Agrarisch nationalisme bleef voortwoekeren
Weliswaar zijn na afmattende dagen- en
nachtenlange onderhandelingen in januari 1962,
onder zware druk van de overgang naar de
2e etappe die de levensvatbaarheid van de
E.E.G. moest bewijzen de grondslagen voor
het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastge
legd, maar men wist daaraan nog onvoldoende
inhoud te geven. Het beleid kreeg alleen ge
stalte bij granen, varkens, eieren, groenten en
fruit. Daarbij kwam men trouwens, na moeizaam
overleg, nog niet verder dan, zoals minister
Biesheuvel het dezer dagen uitdrukte, ,,een ge
deeltelijke omzetting van het oude stelsel van
beschermende maatregelen in een gelijkvormig
E.E.G.-systeem van heffingen". De toepassing
van dit gemeenschappelijk instrumentarium is
echter niet alleen gericht op protectie tegen de
wereldmarkt doch ook op het handhaven van
verschillen in nationale prijsniveaus. Al zijn
krachtens enkele verordeningen de van land tot
land verschillende maatregelen van overheids
interventie vervangen door een gemeenschappe
lijk systeem, het ideaal van een vrije markt van
170 miljoen consumenten werd nog geenszins
verwezenlijkt. Integendeel, achter het stelsel
van, via ingewikkelde formules berekende en
veelal verkeerd toegepaste, intra-heffingen bleef
het agrarisch nationalisme voortwoekeren, waar
door er zich zelfs nieuwe produkties ontwikkel
den waarvoor in feite in de E.E.G. geen plaats is.
Van de harmonisatie van niet parallel lopende
belangen in de landbouw is nog weinig terecht
gekomen; in feite heerst er nog een chaos. Zo
is men in de E.E.G.-praktijk voor de landbouw-
produkten bepaald nog ver af van het realiseren
van de geest van het Verdrag van Rome, waar
bij immers werd afgesproken dat er geen
nieuwe onderlinge handelsbelemmeringen zou-
414