schien wel eens iets gaat „drukken", dan moeten wij
daarvoor naar mijn gevoel toch echt wel begrip kunnen
opbrengen. Ik wil zelfs nog een stapje verder gaan en
als mijn stellige mening uitspreken, dat het te be
treuren is, dat de Centrale Bank niet reeds veel eerder
de aangesloten banken op de wenselijkheid van deze
vorm van serviceverlening heeft gewezen.
Om echter niet te veel van het eigenlijke doel af te
dwalen lijkt het me gewenst thans nader op de gestelde
vragen in te gaan.
Natuurlijk is het behalen van winst niet het enige of
zelfs maar het belangrijkste oogmerk. Ik heb reeds op
gemerkt, dat naar mijn mening de assurantiebemidde
ling zonder meer behoort tot het normale diensten
assortiment van een moderne bank.
Wij vinden het toch vanzelfsprekend, dat onze organi
satie meedoet met het nieuwe bankgirosysteem; wij
vinden het volkomen normaal, dat wij als raiffeisen-
banken/boerenleenbanken ons bezig houden met b.v. de
handel in vreemd geld en met de aan- en verkoop en
bewaring van effecten. Waarom zouden wij dan niet een
andere en even normale tak van bankservice, als de
assurantie nu eenmaal is, gaan bedrijven?
Dat onze banken hiermee iets verdienen en dat deze
assurantiebemiddeling dus mede een bron van inkom
sten wordt, kan toch naar mijn gevoel alleen maar als
een prettige bijkomstigheid worden beschouwd. Het
sluiten van verzekeringen is geloof ik toch wel een vol
komen legale zaak en naar ik altijd heb gemeend toch
ook beslist niet in strijd met de goede zeden en het
ontgaat mij daarom dan ook volkomen, waarom er aan
aldus verworven baten beslist een luchtje zou moeten
zitten I
„Voeren de banken zelf ook acquisitie?". Nu is deze
vraag niet zonder meer met ja of nee te beantwoorden.
In de eerste plaats moeten we ons afvragen: wat is het
criterium En in de tweede plaats geldt hier geloof ik
wel: zoveel hoofden, zoveel zinnen.
Wel kan ik zeggen wat mijn opvatting is van een naar
mijn mening voor onze banken juiste uitvoering van
onze taak op dit terrein, nl. beslist niet gaan forceren.
Dus geen acquisitie in directe zin, maar wel kunnen en
moeten wij onze cliënten wijzen op de mogelijkheid bij
onze banken verzekeringen te sluiten, waarbij wij er dan
wel voor moeten waken iemand „iets aan te praten".
Ik zou het zo willen zeggen: we moeten ons eerst over
tuigen of een bepaalde verzekering in het belang van
onze cliënt is. In de tweede plaats moeten we er dan
zeker van zijn, dat de daarvoor verschuldigde premie
door hem kan worden opgebracht. En in de derde plaats
moeten wij, vanzelfsprekend, alleen werken met vol
komen te goeder naam en faam bekend staande maat
schappijen.
Wanneer aan al deze voorwaarden is voldaan kunnen
we met een gerust hart onze cliënt adviseren een derge
lijke verzekering te sluiten en mogen we gerust pro
beren hem daartoe te bewegen. Maar ook dan niets
forceren, maar de klant in alle vrijheid laten beslissen.
Want alleen op deze manier dienen we het belang van
de cliënt èn van de bank.
En op deze manier dienen we ook de gemeenschap,
waarin we werken; misschien doen we het niet beter
en/of goedkoper dan een andere bonafide tussenper
soon, maar ook zeker niet slechter en zeker niet duur
der. En stellig veel beter en veel goedkoper dan een
niet zo erg bonafide tussenpersoon, waarvan er ook nog
wel enkele rondlopen.
Op het punt van de schaderegeling meen ik de lezers
wel volkomen gerust te mogen stellen. In de praktijk
heb ik nog nooit meegemaakt, dat hierdoor een cliënt
werd verloren en bij een juiste opvatting van onze taak
is dit gevaar ook geheel denkbeeldig.
Wat nu het „inbreken" betreft, ik geloof toch wel, dat
we deze term niet al te vlug moeten gebruiken, want
als we de activiteiten van de bank op dit gebied als
zodanig zouden moeten betitelen, dan moeten we wel
vaststellen, dat onze banken (en ook andere uitstekend
bekend staande instellingen) zich in het verleden al
veel vaker en op grote schaal aan dit delict hebben
schuldig gemaakt.
Nu geloof ik overigens helemaal niet, dat de schrijver
zelf dit „inbreken" zo erg serieus neemt, want even
later suggereert hij de oprichting van een N V. Land-
bouwverzekeringsbank, waarvan de te behalen voor
delen „onvoorstelbaar groot zouden kunnen zijn". Hier
uit is dus op te maken, dat, wanneer we het maar groot
genoeg aanpakken en we daarmee grote winsten maken,
het „inbreken" beter te rechtvaardigen zal zijn of in elk
geval niet meer zo op de voorgrond zal behoeven te
staan.
Als laatste punt nog even de uitdrukking „kruimel
werk".
De inzender staat kennelijk nogal sceptisch tegenover
het financiële resultaat van de assurantiebemiddeling,
getuige ook zijn opmerking, dat meestal de baten wel
bekend zijn, maar de lasten meestal slechts bij benade
ring.
Dit laatste nu kan ik me erg moeilijk voorstellen. De
lasten zijn beslist niet indrukwekkkend en hoewel niet
op de cent af te bepalen, zijn ze toch vrij nauwkeurig te
berekenen. Erg belangrijk is dat echter niet, want in ver
houding tot de baten zijn ze zeer laag en in ons geval
is dat dan ook gemakkelijk aan te tonen.
Nu blijft dus ten slotte nog de vraag: wat verstaat de
heer Van Maldegem onder „kruimels"?
Hij zegt in beeldspraak, dat wanneer men brood wil
eten, men niet moet beginnen om de kruimels van de
vloer en de tafel op te vegen. Ik vraag me daarom wel
af of hij zich wel voldoende realiseert hoe groot het
formaat van deze kruimels is, want uit eigen ervaring
kan ik hem verzekeren, dat hij niet de eerste zou zijn,
die zich daarover verbaasde. En dit is niet slechts mijn
ervaring, doch ook die van verschillende collega's.
Om dit artikeltje met een andere beeldspraak te be
sluiten, zou ik dan ook willen zeggen;
Na het eten van deze kruimels kan men misschien nog
wel aan een vol brood denken, maar trek om te eten
zal men niet meer hebben.
Hoogachtend,
G. Moek, directeur Coöp
Raiffeisenbank „Stadskanaal
Propaganda-activiteit in stad en dorp
Ten gevolge van een drukfout werden in de brieven in
het juninummer, opgenomen onder bovengenoemd hoofd,
publiciteitspercentages genoemd van respectievelijk 1%
en 11/2%. Dit dient te zijn: 1%„ en 1 V2%o-
399