Het renteverloop Als gevolg van de geschetste gang van zaken is de onzekerheid ten aanzien van het verloop van de rentestand in de eerstvolgende maanden toegenomen. Zo moet men zich afvragen op welk niveau een lening van de Bank voor Neder- landsche Gemeenten bijvoorbeeld met succes zou kunnen worden bekroond. Kan volstaan worden met het aanbieden van een rendement van 3% of moet voor een lening van ten minste 100 miljoen misschien nog iets meer worden geboden? In geen geval zal met een rendement van 41/2 kunnen worden volstaan, daar een dergelijk rendement reeds op de staatsleningen kan worden verkregen. Boven dien gaat, naarmate de rentevoet meer stijgt, voor vele particuliere beleggers een grotere attractie uit van reeds uitstaande leningen, die een aanzienlijk disagio doen. Immers kan dat disagio bij aflossing a pari in belastingvrije agiowinst worden omgezet, waardoor het feite lijke rendement van zulke leningen gunstiger ligt voor de hoge particuliere inkomens dan dat van langlopende leningen, waaraan een hoge rentevoet is verbonden. Vooral de onderhandse leningactiviteit van het bedrijfsleven is de laatste tijd toegenomen, waarbij, naar verluidt, voor leningen van grotere omvang tot 5 rente wordt betaald. Naar ver luidt zou ook de A.K.U. inmiddels zulk een lening tot een bedrag van 100 miljoen onderhands hebben afgesloten. Het effectieve rendement, dat op de leningen van de Bank voor Nederlandsche Gemeenten kan worden gemaakt is thans voor enkele soorten tot boven 5 opgelopen. Het rende ment voor binnenlandse leningen, die ter beurze worden genoteerd, is op het ogenblik eveneens slechts in een enkel geval hoger dan 5 De grote hypotheekbanken hebben intussen de rentevoet van hun pandbrieven aangepast aan het algemeen renteverloop en geven thans algemeen 4% rentende pandbrieven pari uit, waarvoor ruime belangstelling schijnt te bestaan. Deflatoire maatregelen Wat de maatregelen aangaat, die zijn afge kondigd om de spanningen op economisch en monetair gebied binnen de perken te houden, is voor de kapitaalmarkt de belangrijkste de be perking van de investerings- en leningactiviteit van de lagere overheid. Het is waarschijnlijk geen toeval, dat laatstbedoelde maatregel is in gevoerd met ingang van de datum, waarop de wet Kapitaaluitgaven Publiekrechtelijke Lichamen van kracht is geworden, nl. per 1 november. Deze wet maakt nl. een einde aan het z.g. rentegamma en herstelt in theorie de vrijheid voor gemeenten en provincies, om buiten de Bank voor Nederlandsche Gemeenten om een beroep op de kapitaalmarkt te doen. Bij deze zelfde wet wordt echter tegelijk aan de regering de bevoegdheid verleend om in te grijpen, in dien de conjunctuurontwikkeling dat wenselijk maakt of een toestand van overspanning op de kapitaalmarkt dreigt in te treden. In feite heeft de afschaffing van het rentegamma dan ook geen volledige vrijheid voor de gemeenten op de leningmarkt met zich gebracht, zulks te minder, daar ook de investeringsactiviteit aan banden is gelegd. Door de centrale overheid is nu een maximum vastgesteld voor het beroep, dat de gemeenten en provincies in hun totaliteit in het per 1 novem ber jl. aangevangen jaar op de kapitaalmarkt mogen doen. Dit bedrag is bepaald op 91 van het totaal der leningen, die in het basisjaar van 1 juli 1962 t/m 30 juni 1963 zijn aangegaan. Dit komt neer op een maximum van 1531 miljoen, waarvan per kwartaal een vierde gedeelte, der halve ten hoogste 383 miljoen, aan leningen zal mogen worden afgesloten. Voor de te betalen rente bestaan er thans op zich zelf geen verbodsbepalingen meer, maar elk leningsproject moet aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten worden onderworpen. De kredietbeperking De rentestijging is uiteraard ook in de hand gewerkt door de kredietrantsoenering, die in middels weer door de Nederlandsche Bank is afgekondigd. Evenals voorheen moet elke in- 384

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 18