Financieel overzicht De leningoperatie van het Rijk De leningsoperatie van het Rijk, welke in de afgelopen maand heeft plaats gehad, heeft alle andere gebeurtenissen in de schaduw gesteld. Het resultaat daarvan heeft niet beantwoord aan de verwachtingen, die daaromtrent op het ministerie van Financiën moeten zijn gekoesterd, toen de leningsvoorwaarden werden vastgesteld. De rentevoet van 41/^ stak immers oorspron kelijk gunstig af bij de noteringen, welke ter beurze golden, zodat het rendement van 41/2 aantrekkelijk kon worden geacht. Het zijn in hoofdzaak de omstandigheden ge weest, die aan het succes van deze staatslening afbreuk hebben gedaan. De beweging, die op het loon- en prijzenfront was ontstaan vergrootte de terughoudendheid van de beleggende instel lingen en leidde er in de weken, die aan de emissie voorafgingen reeds toe, dat een ge leidelijke, maar in totaal gezien vrij gevoelige daling op de obligatiemarkt intrad. Deze daling was eigenlijk reeds begonnen onmiddellijk na de publikatie van de Miljoenennota, welke de uit gifte van een nieuwe staatslening in het vooruit zicht stelde. Daarbij was echter voor het te verwachten beroep op de kapitaalmarkt een be drag genoemd van 250 miljoen a 300 miljoen en het feit, dat 400 miljoen werd gevraagd, terwijl de twee vorige staatsleningen slechts 300 miljoen nominaal groot waren geweest, gaf, naar achteraf kon worden geconstateerd, blijk van een te optimistische visie van de in stanties over het opnemingsvermogen van de leningmarkt, of althans omtrent de te verwachten belangstelling. Het resultaat van de emissie is immers ge weest, dat voor f 304,3 miljoen werd ingeschre ven, zodat het verschil van 95,7 miljoen bij de Rijksfondsen moest worden ondergebracht. Ongunstig klimaat Van een feitelijke mislukking kan dus eigenlijk niet worden gesproken. Voor zover er van een échec sprake is geweest was dit in hoofdzaak van psychologische aard. Het klimaat was min der gunstig geworden ten tijde van de emissie, niet alleen door de reeds aangegeven factoren van algemene aard met betrekking tot de lonen en de prijzen, maar vooral ook door de maat regelen, welke waren afgekondigd tot verminde ring van de spanningen, waarbij wij inzonderheid denken aan de wederinvoering van de krediet beperking en de beperking van de investerings- en emissie-activiteiten van de lagere overheid. Het gebrek aan geestdrift voor de nieuwe staatslening openbaarde zich in het feit, dat hierop niet werd gemajoreerd, zodat de inschrij vingen ten volle konden worden toegewezen. Een dergelijke gang van zaken was in geen jaren voorgekomen. Daaraan zijn echter ook voordelen verbonden, omdat nu mocht worden aangeno men, dat de obligaties vrijwel uitsluitend, zo niet helemaal, terecht waren gekomen bij werkelijke beleggers en beleggende instellingen. Dienten gevolge behoefde dus niet voor omvangrijk koersdrukkend aanbod na de emissie te worden gevreesd. Toch was het onvermijdelijk, dat de nood zakelijkheid, om achteraf een deel van de lening nagenoeg éénvierde bij de Rijksfondsen te plaatsen, in psychologisch opzicht een on gunstige indruk maakte, hetgeen een zwakke ondergrond van de obligatiemarkt in de hand werkte. Aanvankelijk werd de nieuwe staats lening met een disagio van ca. 5/s genoteerd, waarna een herstel tot ca. 995/s intrad. In hoeverre steunaankopen daarbij een rol hebben gespeeld valt moeilijk te zeggen. Deze hebben zich wel voorgedaan in de dagen, die aan de emissie voorafgingen. Het materiaal, dat na de inschrijvingsdag ter beurze moest worden op genomen, bleef echter van beperkte omvang, zodat het weinig moeite kan hebben gekost, de koers op een vrijwel stabiel niveau te houden. Niet geslaagd is de lening in elk geval, voor zover de bedoeling voorzat middelen te binden of af te romen. De storting op de lening was bepaald op 15 november en gezien het feit, dat de banken niet over ruime kasmiddelen beschikten, moest worden verwacht, dat hiervoor ten dele op korte termijn aflopend schatkistpapier zou worden gebruikt. 383

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 17