Sdfroeij. Roiffeijenbotc Drgan be$ Sdpei^. ^Raiffeifent)erbartbes JU bit fAwijcriffrii ïlaifftifrakofftn! 1913 «r. 1 1. 3afjrgang Slbomtementspreis pro 3al)r 1 ©rfdjeint mouatltd). 9ïlle rebaltionellen 3uf4)"ften unb 3nferate ftnb an bas ©erbanbsbureauCanggaffe 66, St. ©allen, 311 rid)ten. SBerte e r b a n bs g e n 0 ff e n Suf bet ïagesorönung unfcter 5?er6anbstagc tft fd>on micberbolt bas 1 ral tantum geftanben: „öerbanbsorgait", obne baf} je ein pojttioer SlntTag sur Sdjanblung lam. Snfangs 1912 erfdjicn batin plötjltrf) bet oom 23etbanbs= Direftor, £>rn. ^farret ïtaber, ptioat bcrausgegebenc „Sd)ioei3etifd)e Siatffeifenbote". Der injrotftfjen neu ge- maljlte Cetbanbsootftanb fonnte benfelben inbeten nidjt oljrte roeiteres als offt^teUcs ®erbanbsorgan benütjen, ba es laut Statuten bet ©eneraloerfammlung oorbeljalten bleibt, ein foldjes ju befdjltefjett. Wiit frjettn ^pfatrer ïtabet ftnb inteffen alle einig, baf} ein Organ sut gegen* fcitigen Slusfprad)e, Ctientierung, SSefptedjung oon ein= frblagigen ©egenftanbcn, bringenb not tut a?in ©latt ift tiur »Riupïïi>n O" übernebmen unb baben oorlaufig im Sinne ber 9lrbetts- teilung eine befonbere Sfebaltionsfommtffton beftimmt. SBettn mit uns aud) berouwt ftnb, fetnc gemanbten 9?ebaftoren ju fein, fo Ija&en mit bod) bie Sltbeit über= nommen im 93ettrauen auf moljlroollenbe SBütbigung ber $etljaltntffe unb in bet juoerftcljtlidjen ^offnung auf bie SJiitarbcit ber 3>etbanbsgenoffen. So tieten toit benn biemit oot bie oerebtten Slbonneitten mit ben ©ebanfen unb 9Bünfdjen, rote fie bie ®erroaltung bet gangen fd)toei= getifd>en Serbanbes uns eingeben. 3" einfadjeu unb fd)lid>ten SCotten roetben rotr utt- fere fdjroadjcn tfrafte oerroenben fiir bie 3Jïebrung unb Sförberung bes toabren ©eiftes 9ïaiffeifens, toit mollen burd) unfcte SBeütage gu förbern fudjen ben ©eift ber erijten djtiftltd>en 5?adjftenliebe unb eines opferroitligeu ©emeinfinnes. 2Btr mollen une»* an ^en unumltöf''i'*•- In Zwitserland kent men b.v. het „concentratie- probleem", de concurrentie van andere instel- gen en de voortschrijdende ontsluiting van het platteland niet in de vorm, waarin wij deze kennen. De 1093 Zwitserse raiffeisenbanken zijn over wegend echte dorpsbanken voor de landelijke bevolking en hebben meestal een kassier, die zijn taak als nevenfunctie vervult. Dergelijke uiterlijke verschillen nemen echter niet weg, dat tussen onze en de Zwitserse ban ken de nauwe verwantschap, bestaande uit de gemeenschappelijke Raiffeisenbeginselen, een sterke band blijft vormen. Wij wensen daarom van harte de Zwitserse raiffeisenorganisatie en vooral onze naamgenoot, de Schweizer Raif- feisenbote een goede toekomst. bewustzijn brak zich baan, dat men door zijn lidmaatschap anderen helpen kon. Thans, zo schrijft de Raiffeisenbote, verkeren wij in de ver heugende omstandigheid, dat de raiffeisenban ken aanzien gekregen hebben. Het behoort in de Zwitserse gemeenten en dorpen tot de vanzelf sprekendheid, tot de goede toon, dat men lid van de raiffeisenbank is. De 60 jaren van de Zwitserse organisatie en de 65 jaar van onze raiffeisenbanken hebben er natuurlijk wel voor gezorgd, dat onze beide organisaties niet als tweelingen op elkaar ge lijken. Er zijn accentverschillen opgetreden, hetgeen ook nauwelijks anders te verwachten is wanneer men ons werkterrein, de vlakke lage landen, vergelijkt met de bergen en dalen, die het werkterrein van Zwitserse banken vormen. 380

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 14