broeiglasverzekeringsmaatschappij werkte met zijn eigen systeem van verzekeren, waardoor niet alleen de gebruikte terminologie, maar ook de risico's, waartegen verzekerd werd, sterk uiteenliepen. Dit werkte voor onze banken zeer verwarrend en maakte hun taak extra zwaar. Op genoemde vergadering van de ring West- land werd daarom de wens uitgesproken om in overleg met de betrokken verzekeraars zo moge lijk tot één uniforme minimum-polis te komen. Indien de verschillende assuradeuren in hun polissen een uniforme terminologie zouden ge bruiken en een standaarddekking in zouden voeren, die aan bepaalde minimale eisen vol doet, is het in de praktijk voor een bank gemak kelijk na te gaan of een polis acceptabel is of niet. Het verheugt ons, dat wij eind september van dit jaar aan onze banken hebben kunnen mede delen, dat met ingang van 1 oktober 1963 door zeven vooraanstaande broeiglasverzekerings- maatschappijen aan onze wensen op het gebied van de uniforme minimum-polis zal worden tegemoet gekomen. Deze maatschappijen zijn lid van de Vereeniging van Hagelverzekering Maatschappijen en hebben de voorstellen van een werkgroep, die deze vereniging ter bestu dering van ons onderwerp had ingesteld, aan vaard. Ook op deze plaats spreken wij gaarne onze dank uit voor het werk, dat de Vereeniging van Hagelverzekering Maatschappijen naar aanlei ding van ons verzoek heeft willen verrichten. Het doet ons in het bijzonder genoegen, dat de suggestie, die in de vergadering van de ring Westland naar voren gekomen is, thans tot een concreet resultaat geleid heeft. MODERNISERING VAN LANDBOUWBEDRIJFSGEBOUWEN In het julinummer van de Raiffeisen-Bode maakten wij reeds melding van het rapport, dat in opdracht van het Landbouwschap over de bedrijfsgebouwen in de landbouw, is vervaar digd. Het bestuur van het Landbouwschap heeft zich inmiddels over de inhoud van het rapport beraden en zijn mening hierover kenbaar ge maakt. Daarbij is gebleken, dat het bestuur van het Landbouwschap het wel grotendeels eens is met de conclusies, die in het rapport naar voren worden gebracht, met uitzondering echter van een belangrijke kwestie. Dit verschil van mening betreft de vraag of de modernisering van agrarische bedrijfsgebouwen door de over heid dient te worden gesubsidieerd. De werkgroep, die het rapport heeft samen gesteld, stond vooralsnog tamelijk afwijzend tegenover de subsidiëring. Het bestuur van het Landbouwschap daarentegen blijkt voorstander te zijn van een subsidieregeling, waardoor be paalde investeringen in bedrijfsgebouwen kun nen worden gestimuleerd. Gedacht is daarbij aan het verlenen van stimuleringspremies voor investeringen in bedrijfsgebouwen, die nood zakelijk moeten worden geacht in verband met de structurele aanpassing van de landbouw. Voorts heeft het Landbouwschap het bestuur van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds dringend in overweging gegeven een zodanige subsidieregeling op korte termijn in het leven te roepen. Nu het Landbouwschap dit standpunt heeft ingenomen is het zeer wel denkbaar, dat het Ontwikkelings- en Saneringsfonds over enige tijd met een subsidieregeling voor investeringen in bedrijfsgebouwen voor de dag zal komen. Dit vooruitzicht zal waarschijnlijk vele boeren hoopvol stemmen, waarbij wij vooral denken aan degenen, die zich thans met sterk verouder de gebouwen moet behelpen. Naar onze mening zal men er echter verstandig aan doen niet al te grote verwachtingen te koesteren. Het zou namelijk wel eens kunnen zijn, dat slechts een zeer beperkt aantal gevallen voor subsidie in aanmerking komt. Vooralsnog is er dus geen reden reeds bestaande bouwplannen te gaan op schorten in afwachting van een eventuele subsidieregeling. 336

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 6