hier de Óentrale Bankpropaganda nog eens bij, dan is
het om te duizelen. En dan te weten, dat er in Eindhoven
ook nog een organisatie huist, die niet stilzit en in ver
houding wel evenveel zal uitgeven. En verder nog de
algemene spaarbanken. Deze hele miljoenendans draait
om de spaarcenten van Neerlands volk, want we kunnen
toch de hoofdnoot van alle propaganda wel afboeken
voor de spaarbank. De gerichte reclame voor het opne
men van kredieten is ook wel een zelfstandige afdeling
geworden, dunkt me zo, maar dit is dan toch nog hoofd
zakelijk centrale activiteit.
Eén vraag hierover redactie. Wanneer gaat Nederland
volstaan met één algemene propaganda tot activering van
de spaarzin, het publiek zelf maar laten kiezen welke bank
de beste is en een eind maken aan deze grove verspilling
van energie en kapitaal?
Hoogachtend,
P. G. van Maldegem
Bestuurslid Boerenleenbank-Raiffeisenbank
„De Noordoostpolder"
Naschrift van de redactie
Wij splitsen ons naschrift eveneens in twee gedachten:
1. Verzekeringsactiviteit.
Het onderwerp „hagelschade en fruit" diende voor de
heer Van Maldegem slechts als aanleiding tot zijn stuk
en hij zal er wel geen bezwaar tegen hebben als wij zijn
opmerkingen hier onder het hoofd „verzekeringsactiviteit"
behandelen.
Allereerst willen we op één punt wat meer klaarheid
scheppen. Er wordt, schrijft de heer Van Maldegem, toch
wel „een beetje gedrukt" op de banken om die de assu
rantiebemiddeling ter hand te laten nemen. Wij vinden die
uitdrukking niet zo erg, vooral niet omdat de heer Van
Maldegem deze niet als kritiek bedoeld heeft en in de
„druk" ook geen aanval op de bankautonomie ziet. Maar
elke druk, al is het ook slechts een beetje, doet meestal
onprettig aan en wij willen er daarom op wijzen, dat het
in het onderhavige geval gaat om de sympathiekste vorm
van druk, die zich denken laat. Wij bedoelen de druk
van argumenten, waarmede vrij tegenover elkaar staande
partijen elkaar van de redelijkheid van hun standpunt
trachten te overtuigen. Kan de ene partij niet genoeg
„druk" achter zijn argumenten zetten, dan blijven beide
partijen als even goede vrienden op hun standpunt staan;
is echter de druk van de argumenten van de een zó groot
dat de ander zich „gewonnen" geeft, dan worden zij
mogelijk nog grotere vrienden dan voorheen. In dié zin
mag men ook in onze organisatie „druk" toepassen.
En dan de concrete vragen van de heer Van Maldegem!
In plaats van deze met ja of neen te beantwoorden
hetgeen in vele gevallen mogelijk zou zijn het vol
gende: Provisiebaten zijn niet het enige of zelfs maar
het belangrijkste argument om als bank tot assurantie
bemiddeling over te gaan.
Het belangrijkste motief is misschien wel, dat de assu
rantiebemiddeling al meer vervlochten wordt met het
bankbedrijf. Willen onze banken een volwaardige positie
in het Nederlandse bankwezen innemen en behouden, dan
kunnen zij zich op den duur niet de luxe veroorloven van
onverschilligheid ten opzichte van de assurantiebemidde
ling. Meer en meer richten de cliënten zich met verze-
keringsvragen tot onze banken en de bank zou aan slag
vaardigheid inboeten, indien zij haar cliënten op dat ge
bied niet kan voorthelpen. Die zelfde cliënt wordt immers
met open armen door een concurrerende bank ontvangen.
Ook de moderne kredietverlening heeft op vele punten
aanrakingsvlakken met het sluiten van verzekeringen ten
behoeve van de gefinancierde cliënt. De bank dient dus
door de assurantiebemiddeling haar eigen belang en dat
is in ons geval het belang van de leden. Maar dat is ook
het belang van de betrokken cliënt. Hier speelt het an
dere belangrijke motief. De service, de diensten, die de
bank ten behoeve van haar cliënten verricht, moet uitste
kend zijn. Ook op het gebied van de assurantiebemidde
ling, waar de bank even goed als ieder ander vakman kan
zijn. Het werk van een goede vakman en zonder goed
vakmanschap kan geen bank het stellen is altijd ten
dienste van de gemeenschap, zelfs al zijn er meer goede
vaklieden, want er is voor bekwame tussenpersonen
werk genoeg. Wij geloven niet, dat onze banken acquisitie
moeten bedrijven op de wijze zoals de individuele agen
ten of assurantiekantoren dat doen. De banken kunnen
zich tot hun eigen sfeer bepalen; in het bankbedrijf zelf
komen zij met cliënten in aanraking, die tevens aspirant
verzekerden zijn en daar ligt hun acquisitieterrein. De
andere goede vaklieden houden hun eigen speciale werk
terrein.
Van verlies van cliënten in verband met schade-afwik
kelingen hebben wij nooit gehoord. Wel van het omge
keerde, namelijk dat een bank zich ten behoeve van een
cliënt moeite getroost heeft om met de verzekeraar tot
een redelijke schaderegeling te komen. Hier is sprake
van service in de beste zin van het woord; een service
echter, die de bank alleen dan kan verlenen, wanneer zij
een goede tussenpersoon is.
Uit het bovenstaande blijkt wel, dat het voor onze
banken bij het onderbrengen van verzekeringen helemaal
niet doorslaggevend mag zijn of een verzekeraar de
hoogst mogelijke provisies biedt. Wij behoeven de pro
visie zeker niet als iets minderwaardigs te beschouwen,
maar het is fout daaraan te veel belang te hechten.
En wat het „inbreken" betreft: dat is altijd een verwer
pelijke handeling. Een bank, die door tot assurantiebe
middeling over te gaan daarmede een „inbreker" in het
kantoor van een gevestigde instelling zou worden, heeft
voldoende redelijke argumenten om zich tegenover welke
„druk" ook te verzetten. Men overtuige zich er echter
eerst van dat werkelijk van „inbraak" sprake is, want om
een beeld te gebruiken: wanneer men een overbuurman
krijgt, kan men deze nog geen inbraak ten laste leggen.
In de slotalinea van zijn betoog trekt de heer Van Mal
degem nog enkele heel forse lijnen. Bij deze lijnen ver
geleken kan hij het huidige werk, dat vele banken op
verzekeringsterrein verrichten, inderdaad „kruimelwerk"
noemen. Als de heer Van Maldegem echter zou weten,
wat er bij onderscheidene banken al aan resultaten ge
boekt is op het terrein der assurantiebemiddeling zou hij
daarvoor toch wel een andere uitdrukking dan kruimel
werk hebben gekozen. Voorlopig hebben wij aan dit soort
„kruimelwerk" genoeg, hoe interessant het ook is de
alternatieven te vernemen, die de heer Van Maldegem in
gedachten voor zich ziet.
365