7.500,welke is vrijgesteld te boven gaan, slechts 20 belasting is verschuldigd. Leidt het verblijvens- of overnemingsbeding, doordat de door de zoon te betalen bedragen van tevoren zijn vastgesteld,voor de laatste tot een voordeel, dan moet hij daarover successierecht voldoen omdat wat de toepassing van de succesiewet betreft de verbleven, toebedeelde of overge nomen zaken geacht worden krachtens erfrecht door overlijden te zijn verkregen. De zoon als zelfstandig ondernemer Verkoop van dode en levende inventaris al dan niet nadat eerst gedurende zekere tijd een maatschap heeft bestaan gepaard gaande met verpachting van de boerderij aan de zoon, is een veel gebruikte en veelal doelmatige wijze van overdracht van het bedrijf. De fiscale ge volgen ervan werden in het voorafgaande reeds besproken, hier zij nog slechts opgemerkt, dat het verpachten der boerderij, wat de er in schuilende stille reserves betreft, hetzelfde ge volg heeft als de verkoop er van. De reserves behoren in principe tot de overdrachtswinst, belasting ervan vindt echter slechts plaats voor zover ze zijn ontstaan in de uitoefening van het bedrijf, dat wil zeggen door andere dan con juncturele of monetaire oorzaken. Van belang is, dat de kosten der boerderij zoals die van onder houd en verzekering, de waterschaps- en grond belasting enz., in het vervolg niet meer ten laste worden gebracht van de winst van het jaar waarop ze betrekking hebben, doch in mindering strekken van de pacht in het jaar waarin zij worden voldaan. Het belasten van stille reserves Dat het belasten van stille reserves kan wor den voorkomen door winstrechten er voor te bedingen, daarover willen wij gaarne het vol gende opmerken. Een in het verleden veel toegepast middel tot het onbelast houden van stille reserves was het er voor bedingen van een periodieke uitkering b.v. in de vorm van een kostcontract of een lijfrente. Sinds de Hoge Raad heeft beslist dat het belasten van stille reserves daarmee niet kan worden voorkomen, is dat echter een bijzonder onvoordelige methode geworden, omdat zij tot gevolg heeft dat èn de stille reserves worden belast èn de later te ontvangen kostcontractuitkeringen of lijfrentetermijnen. Slechts in bijzondere geval len, nl. als het gaat om bedragen van minder dan 100.000,en de vervreemder voor het levensonderhoud van zichzelf en de zijnen is aangewezen op het kostcontract of de lijfrente, is de minister bereid het heffen van belasting over de stille reserves achterwege te laten. Eenzelfde bereidheid is aanwezig als het verschil tussen de geldswaarde en de fiscale boekwaarde der tot het bedrijfsvermogen behorende zaken gerealiseerd wordt door inbreng van het bedrijf in een N.V. mits althans bepaalde voorwaarden zijn vervuld en de N.V.-vorm naar het oordeel van de minister voor het betrokken bedrijf als de meest geschikte moet worden aangemerkt. Het zou te ver voeren op deze plaats op een en ander nader in te gaan. Kostcontract- of lijfrenteverplichting als bedrijfs schuld De kostcontract- of lijfrenteverplichting, die ontstaan is door overname van een bedrijf, moet door de zoon als bedrijfsschuld op zijn balansen worden gepassiveerd, wat tot gevolg heeft dat de door hem aan zijn vader (ouders) gedane uit keringen niet ten laste van zijn winst mogen worden gebracht doch als aflossingen, behou dens rente en verschillen door afwijkende levensduur, op genoemde schulden in mindering moeten worden geboekt. Het restant van de schuld wordt in het jaar van overlijden tot de gewone met progressief tarief belaste winst ge rekend. Dat hierdoor een aanmerkelijk progres sienadeel kan ontstaan, niet alleen doordat inkomen wordt verschoven maar ook doordat vermogen tot inkomen kan worden getransfor meerd, zal wel zonder meer duidelijk zijn. Een verder nadeel kan zijn dat de tegen een periodieke uitkering (kostcontract en lijfrente) verkregen goederen voor de toepassing van de successiewet geacht worden door overlijden te zijn verkregen. Dat betekent dat ze bij het over lijden van de vader, wat soms jaren later kan 361

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 31