doen aanzwellen, nog afgezien van de additio
nele posten waarop wij hierboven reeds doelden.
De lening 1962/64
Anderzijds is in de Miljoenennota nog geen
rekening gehouden met de f 300 miljoen nog
uitstaande obligaties van de lening 1962/64, die
op 1 juni 1964 zal vervallen. Theoretisch behoeft
deze aflossing geen nieuwe middelen aan de
kapitaalmarkt te onttrekken, omdat ook in dit
geval herbelegging van het aflosbare bedrag in
beginstel noodzakelijk zal zijn. Maar daarbij
dient men te bedenken dat een deel van be
doelde obligaties zich niet meer in beleggings
portefeuilles bevindt, doch in handen van
financiële instellingen en van anderen, die de
obligaties, toen de looptijd kort was geworden,
als geldmarktpapier hebben gekocht. Voor zover
dit laatste het geval is zal er dus geen auto
matische herbelegging kunnen worden verwacht.
Om welke bedragen het hierbij gaat valt echter
niet te gissen.
Rijkstegoed en deviezenaanwas
Hoe belangrijk in de afgelopen maand de be
lastingbetalingen aan het Rijk zijn geweest kan
men afleiden uit het feit, dat het tegoed van de
schatkist in september jl. met precies 500 mil
joen tot 717 miljoen is gestegen. Daartegen
over kromp het gezamenlijke tegoed van de
particuliere banken bij de Nederlandsche Bank
tegelijkertijd in van 299 miljoen tot 126 mil
joen, een achteruitgang derhalve van slechts
173 miljoen. Men behoeft zich niet lang af te
vragen, op welke wijze dan het verschil in de
aanwas van de rijksmiddelen is gefinancierd:
het blijkt namelijk uit de weekstaten van de
Nederlandsche Bank, dat de monetaire reserves
van onze circulatiebank in september zijn ge
stegen van 6166 miljoen tot 6517 miljoen, of
netto met rond 351 miljoen.
Wij stelden hierboven reeds vast dat de
neiging, om belangrijke middelen uit het buiten
land te laten terugkomen, behalve met het
streven tot verruiming van de binnenlandse
liquiditeiten, verband hield met de plotseling op
gedoken revaluatiegeruchten. Het is zeker niet
zo, dat men alleen met een aanbod van Neder
landse zijde te doen had, ook van buitenlandse
zijde werden deviezen vooral dollars in
guldens omgezet. Waarbij men dient te beden
ken dat revaluatie een geldeenheid duurder
maakt, wat betekent dat na zulk een operatie
voor betalingen meer buitenlandse deviezen ter
omzetting in de gerevalueerde munteenheid
moeten worden op tafel gelegd. Laatst bedoelde
aanwas van deviezen bij de Nederlandsche Bank
vond dus haar oorsprong in een drang tot ver
mindering van het risico.
Wat nu de betalingen aan de fiscus, in ver
band met de jaarlijkse afdracht door het bedrijfs
leven voor de voorlopige aanslag van de
vennootschapsbelasting aangaat, werd geraamd
dat hiervoor in september en oktober samen een
totaalbedrag van 750 miljoen 1000 miljoen,
werd vereist. In werkelijkheid moest in contanten
veel minder worden betaald, daar de delging van
de belastingtermijnen naar raming met ongeveer
500 miljoen aflopend schatkistpapier kon ge
schieden, dat de banken te voren hebben afge
nomen juist met het doel, het voor die belasting
betalingen te kunnen aanwenden. Des te groter
het bedrag dat hiertoe tevoren bij het bankwezen
wordt geplaatst, des te geringer schokken ont
staan door zulke betalingen op de geldmarkt.
Bij dit alles mag niet onvermeld blijven dat het
Rijk op 1 oktober voor de rente en aflossing op
staatsschuld, met inbegrip van schatkistpapier,
350 mlijoen heeft moeten reserveren, waarvan
voor schatkistpapier alleen ongeveer 300 mil
joen. Laatstgenoemd bedrag is grotendeels aan
gewend voor belastingbetaling. Voor zover de
afgeloste bedragen van staatsschuld tijdelijk op
particuliere bankrekeningen terecht zijn ge
komen, zijn de posities van de banken daardoor
uiteraard eveneens verlicht.
Dekkingsverplichting opgeschort
Zoals de laatste jaren gebruikelijk, heeft de
Nederlandsche Bank van haar zijde wederom
de grootste tegemoetkomendheid jegens het
bankwezen getoond door met ingang van
22 september het percentage van de verplichte
dekking, die het bankwezen tot dusverre rente-
350