Kroniek van land- en tuinbouw
moeilijkheden rond verlaging heffing op veredelingsprodukten bij verhoging voergraansprijspeil;
bedreiging prijsontwikkeling slachtgevogelte;
grote aanvoer tuinbouwprodukten doet Duitse grenzen sluiten;
optimistische geluiden in de zuivelsector.
De moeizame weg naar de vrijmaking van het
handelsverkeer binnen de E.E.G. heeft agrarisch
Nederland al heel wat teleurstelling bereid. De
idealisten en optimisten, die dachten dat bar
rières tussen de verschillende landen zo maar,
zij het geleidelijk, zouden worden opgeruimd en
onze land- en tuinbouwprodukten onbelemmerd
op een „eigen" Euromarkt van 170 miljoen con
sumenten zouden kunnen worden geplaatst, zijn
tot nu toe bedrogen uitgekomen. De afschaffing
van de traditionele belemmeringen, zoals in
voerrechten en contingenteringen, en het uit de
weg ruimen van allerlei andere beperkingen en
concurrentie-vervalsende maatregelen verloopt
bepaald niet voorspoedig.
Ondanks veel gedokter kon zelfs nog geen
begin worden gemaakt met een gemeenschap
pelijk beleid voor zuivel, rundvlees en suiker.
Daarnaast laat de uitvoering van de wel aan
vaarde maatregelen te wensen over en vertoont
deze met name bij pluimvee en eieren veel on
volkomenheden. De onheilspellende ontwikkeling
van de onderhandelingen met Engeland leidde
zelfs tot een ernstige vertrouwenscrisis in de
hele conceptie van de E.E.G.
Prijstoenadering granen
Het thans, zij het weer na moeizaam overleg,
genomen besluit tot toenadering van de graan
prijzen heeft echter weer de hoop doen her
leven, dat de gemeenschap zich ook in de
agrarische sector verder daadwerkelijk zal kun
nen ontwikkelen. Immers, het opheffen van de
verschillen in nationaal gegarandeerde prijzen
vormt een noodzakelijke voorwaarde voor een
onbelemmerd handelsverkeer. Naast de reeds
eerder, in het kader van het nationale beleid,
met 2,verhoogde tarweprijs zijn thans als
gevolg van het E.E.G.-beleid ook de Nederlandse
voergraanprijzen voor oogst 1963 verhoogd.
De gerst- en haverprijzen werden 0,60, de
roggeprijs 1,15 per 100 kg hoger. Ook de ge-
importeerde, uitheemse granen werden in prijs
verhoogd, de sorghums met f 1,de maïs met
1,10 per 100 kg. Dit betekent dat de zoge
naamde „onderwaardering" van deze uitheemse
granen werd verkleind. Deze „onderwaardering"
ten opzichte van de inheemse voergranen leidde
in de afgelopen jaren tot een verschuiving in
het voergraanpakket, waarin steeds meer rela
tief goedkope maïs werd opgenomen. Dit
vormde één van de redenen waarom Nederland
slechts weinig Franse gerst importeerde. In de
E.E.G. streeft men dan ook naar een andere
onderlinge prijsverhouding, waardoor de Neder
landse „onderwaardering" van uitheemse granen
wordt opgeheven.
Verlaging heffing op veredelingsprodukten
Het Landbouwschap heeft bij het indertijd met
de regering gevoerde overleg weliswaar gepleit
voor een verhoging van het voergraanprijspeil,
doch daarbij zeer uitdrukkelijk gesteld dat deze
verhoging gelijktijdig gepaard zou moeten gaan
met een verbetering van de prijzen van ver
edelingsprodukten. De veehouderij moet immers
in staat worden gesteld de voergraanprijzen te
kunnen betalen. Daarbij is met name de export
positie van onze veredelingsprodukten van
grote betekenis.
Bij een verhoging van het voergraanprijspeil
wordt weliswaar de restitutie de terugbetaling
van de heffing bij export naar derde landen
volledig aangepast aan het verschil tussen het
Nederlandse voergraanprijspeil en de wereld
marktprijs, maar bij export naar E.E.G.-landen
wordt thans geen restitutie meer verleend. In
plaats daarvan legt men het importerende land
een heffing op. Het Landbouwschap heeft nu,
met het oog op de grote belangen van de vee
houderij, steeds uitdrukkelijk gesteld dat bij een
verkleining van de voergraanprijsverschillen ook
gelijktijdig de heffing op veredelingsprodukten
zou moeten worden verlaagd.
Hoewel deze eis, door Nederland als voor
waarde gesteld voor een prijsaanpassing der
271