Bedrijfsopvolging in de landbouw
Fiscale aspecten
Bijdrage van de heer A. Jolink,
directeur Coöp. Centrale Landbouwboekhouding te Leeuwarden
In het volgende zal aandacht worden geschonken aan de fiscale gevolgen van het overdragen van
een landbouwbedrijf door een vader (boer) aan zijn zoon. Wij zullen ons daarbij in hoofdzaak
bepalen tot de inkomstenbelasting en waar nodig zijdelings aandacht schenken aan heffingen als
registratie-, zegel-, successie- en schenkingsrecht.
Zoals ook elders reeds werd opgemerkt,
kunnen bij de bedrijfsopvolging dikwijls een aan
tal stadia worden onderscheiden, t.w.:
a. het voorstadium:
dit is het tijdvak waarin de zoon, toekomstige
opvolger, zelf nog geen ondernemer is, doch
waarin hij zich op zijn toekomstig onder
nemerschap voorbereidt en waarin ook reeds
de financiële grondslag voor het latere onder
nemerschap moet worden gelegd;
b. het tussenstadium:
in dit stadium is de zoon reeds ondernemer,
toch is de bedrijfsopvolging nog niet vol
tooid omdat de vader zich nog niet geheel
heeft teruggetrokken en/of als het om een
eigenaarsbedrijf gaat de zoon nog niet
volledig eigenaar van de boerderij is ge
worden;
c. het eindstadium:
dit is eigenlijk geen tijdvak, maar het moment
waarop het vorige stadium wordt afgesloten;
het moment dus waarop de zoon volledig
zelfstandig wordt en voor de toekomst vol
ledig afhankelijk is van zijn eigen onder
nemerschap.
Terminologie
Het fiscale taalgebruik sluit bij bovenstaande
indeling niet helemaal aan. Het is het resultaat
van een jarenlange ontwikkeling en zodoende
niet altijd even consequent. Het Besluit op de
Inkomstenbelasting spreekt bijv. vrijwel steeds
van een bedrijf", waar de aanduiding „onder
neming" op zijn plaats zou zijn. Dit is niet zo maar
toeval, maar opzettelijk zo gekozen omdat de
aanduiding landbouwonderneming niet zou klin
ken. De aanduiding landbouwbedrijf zou zodanig
zijn ingeburgerd, dat men het (meer dan 20 jaar
geleden) niet aandurfde hiervan landbouwonder
neming te maken. De niet-agrarische onder
nemingen worden daarom ook „bedrijven"
genoemd in de fiscale wetgeving. In de land
bouw zou het woord „bedrijf" bovendien ook
terecht worden gebruikt, omdat de vraag of een
landbouwbedrijf zal worden begonnen of voort
gezet, niet in de eerste plaats zou worden be
handeld aan de hand van het verwachte rende
ment van het geïnvesteerde kapitaal. Allemaal
opmerkingen waar we thans geneigd zijn een
vraagteken te plaatsen.
Verder is het dan zo, en dat moeten we toch
wel even vasthouden, dat de wetgeving op de
inkomstenbelasting evenveel bedrijven kent als
er ondernemers zijn. Als een bedrijf in tech
nische zin in maatschap wordt uitgeoefend
tussen vader en zoon, zijn er twee ondernemers
en daardoor twee ondernemingen (die door de
fiscus dan bedrijven worden genoemd) op één
bedrijf. De fiscale voorschriften moeten dan
een enkele uitzondering daargelaten voor
elke ondernemer afzonderlijk worden toegepast.
Elke vennoot kan dan voor zijn deel, dat dus
fiscaal als een afzonderlijk bedrijf wordt gezien,
zijn eigen gedragslijn bepalen. Fiscaal-juridisch
gezien is een bedrijfsopvolging dan ook niet
anders dan het al of niet geleidelijk beëindigen
van zijn „bedrijf" door de oorspronkelijke
ondernemer en het beginnen en eventueel ge
leidelijk uitbreiden van zijn „bedrijf" door de
opvolger. Om te weten wat de fiscale gevolgen
van een bedrijfsopvolging zijn, is het dus nodig
na te gaan welke fiscale consequenties het be
ëindigen van een bedrijf meebrengt en welke
aspecten het beginnen van een onderneming
vertoont. Omdat ook de door de zoon, in wat wij
genoemd hebben het voorstadium, verkregen
286