deze produkten te kopen, sprak men van onder
consumptie; meende men dat in de hausse
teveel duurzame produktiemiddelen, teveel in
vesteringen tot stand waren gekomen, dan sprak
men van overproduktie. Ook hebben veel
theoretici aandacht besteed aan de rol van het
geld en aan het bankwezen, dat in staat is buiten
de goederenstroom om de rentestand te be-
invloeden, de hoeveelheid (giraal) geld te ver
anderen en zo verantwoorde maar ook onver
antwoorde produktie uit te lokken en daarmee
eenmaal gedane investeringen onvruchtbaar te
maken.
Veel verschillen
Het onderzoek naar de economische conjunc
tuur wordt bemoeilijkt door het feit, dat ondanks
een schijnbaar wetmatig voortgaande golfbe
weging, de economische gebeurtenissen die er
ten grondslag aan liggen, op de keeper be
schouwd, steeds weer verschillend zijn. Er zijn
fluctuaties in de welvaart die zuiver nationaal
zijn, er zijn ook de gehele wereld omvattende
perioden van grote welvaart en crisis. De crisis
van 1929 liet zich o.a. zeer moeilijk voorspellen
omdat in de eraan voorafgaande hausse de
prijsstijgingen, die in vroegere hausseperioden
de komst van de omslag pleegden aan te kon
digen, uitbleven.
Voorspellingen
We hebben door de studie van de conjunctuur
meer inzicht gekregen in de ontwikkeling van de
welvaart; het is echter niet mogelijk om een
feilloze voorspelling te geven van wat er komen
gaat. Er zijn wel economen geweest, die op het
gebied van het profeteren hun sporen hebben
verdiend; vergeten zijn echter meestal al
degenen, die met hun voorspellingen de plank
missloegen. Een moderne schrijver die in het
economische kristal kijkt, is de Amerikaan Louis
S. Bean, een man die als grondstelling heeft dat
er op allerlei gebied (ook bijvoorbeeld bij het
weer) meer te voorspellen is dan wij mensen
geneigd zijn aan te nemen. De heer Bean meent,
dat, naar analogie van de geschiedenis na de
eerste wereldoorlog en rekening houdend met
enkele fundamentele veranderingen sindsdien,
de jaren 1963/64 rijp zijn voor een ingrijpende
crisis. Ook andere economen menen, dat nadat
we na de tweede wereldoorlog een drietal korte
golven van ongeveer veertig maanden hebben
doorgemaakt, welke golfbeweging steeds dieper
werd, wij ons nu in een labiel evenwicht bevin
den, dat weliswaar hoog gelegen is, maar daar
door ook een grote val mogelijk maakt.
Conjunctuurpolitiek
De economische golfbeweging is echter
steeds minder te voorspellen, omdat de conjunc
tuurpolitiek van de regeringen een afvlakkende
invloed tracht uit te oefenen. Al kunnen we de
conjunctuur zelf niet verklaren, dat wil zeggen
aantonen waarom er op een bepaald moment
een hausse komt en waarom op een gegeven
ogenblik de omslag, de crisis volgt we weten
wèl dat de beslissingen, die de ondernemers
onafhankelijk van elkaar moeten nemen, hoe
terecht elk afzonderlijk ook, te zamen een be
paalde ongunstige ontwikkeling kunnen bevor
deren. De conjunctuurpolitiek wil tegen dit
verschijnsel een tegenwicht vormen. Organen
met een algemene verantwoordelijkheid, zoals
regering en circulatiebanken, voeren dan be
wust een andere politiek dan van de onder
nemers mag worden verwacht.
De oudste rechten in dit opzicht heeft het
monetaire- en rentebeleid en de zogenaamde
open-marktpolitiek (in- en verkoop van waarde
papieren) van de circulatiebanken. De tijd ligt
ver achter ons dat de banken, die de uitgiften
van geld in de vorm van bankpapier verzorgen,
in een tijd van naderende malaise, evenals de
particuliere banken, zich zoveel mogelijk veilig
trachten te stellen, en daarmede door een uiterst
voorzichtige kredietpolitiek en door de bereke
ning van hoge rente in feite de komst van een
crisis versnelden. Een moderne circulatiebank
zal in een tijd van stagnatie integendeel al zijn
invloed uitoefenen om het economische bestel
goed gesmeerd te houden en het zo alle kans te
geven om over het gevaarlijke punt heen te
komen.
277