Een bijzondere Centrale Ringvergadering
Deze aanduiding is misleidend. De ringver-
tegenwoordigers waren op 20 juni jl. niet voor
een vergadering bijeen, doch zij zaten aan,
tezamen met het Bestuur en de Raad van Toe
zicht van de Centrale Bank, aan een lunch,
waarbij prof. dr. G. Minderhoud de eregast was.
Op deze informele bijeenkomst in de kantine
van het Utrechtse kantoor, vond het afscheid
plaats van de oud-voorzitter van onze organi
satie, dat door zijn ziekte tijdens de Algemene
Vergadering in mei moest worden uitgesteld.
Ook vroegere bestuursleden en leden van de
Raad van Toezicht, alsmede beide oud-direc
teuren, jhr. mr. W. C. Hooft Graafland en
mr. J. Schreuder, waren voor dit samenzijn uit
genodigd.
Mr. R. J. v. Beekhoff
De heer Van Beekhoff, de nieuwe voorzitter
van de Raad van Toezicht, verklaarde in de rede,
waarmede hij de tafel opende, dat de raad het
zich tot een eer rekende, dat prof. Minderhoud
ook deel van dit college heeft uitgemaakt. Het
moeilijke wist hij steeds eenvoudig te zeggen en
zijn vele wijze raadgevingen hebben bij zijn
medeleden grote indruk gemaakt.
Een van deze raadgevingen haalde hij aan
..Jong zonder schuld, oud zonder geld". Deze
spreuk gaat echter niet op voor onze organi
satie. Deze heeft een schuld bij prof. Minderhoud
en zit mede door zijn toedoen behoorlijk in het
geld.
Nuchter en accuraat
Verheugd zijn wij, zo sprak dr. Verhage, voor
zitter van het Bestuur, dat u thans een maand
na de Algemene Vergadering, weer geheel bent
hersteld.
De heer Verhage memoreerde in het kort de
levensloop van prof. Minderhoud, die bij zijn
studie en zijn publikaties veel aandacht heeft
geschonken aan de coöperaties. Hij combineerde
de theorie met kennis van de praktijk en een
nuchtere kijk op zaken, waardoor hij bij veel en
belangrijk praktisch werk ingeschakeld werd.
Zo werd hij ook in 1940 lid van de Raad van
Toezicht van de Centrale Bank en in 1941 voor
zitter. In 1948 werd hij gekozen in het Bestuur,
om in 1950 de heer Bierema als voorzitter op te
volgen. 13 jaar lang leidde hij de wekelijkse
bestuursvergaderingen.
Ondanks het grote belang van de leeftijds
grenzen, welke aangehouden worden, betreurt
de gehele organisatie het, dat prof. Minderhoud
hierom moet heengaan.
Bestuur en Raad van Toezicht weten hoe hij
zijn taak vol plichtsbetrachting vervulde. Hij gaf
niet alleen de grote lijnen aan, maar ook de
details hadden zijn aandacht. Zijn nuchtere kijk
op zaken en het gevoel voor menselijke ver
houdingen zijn bekend. Problemen weet hij te
behandelen op een wijze die iedereen aan
spreekt.
De nuchtere instelling van prof. Minderhoud
heeft hem er nooit toe verleid de organisato
rische verhoudingen uit het oog te verliezen. De
Raiffeisenorganisatie, waar zovelen met zoveel
uiteenlopende belangen hun steun geven aan de
financiering van land- en tuinbouw, is hiermede
zeer gediend geweest.
231