In de tweede plaats zou de verpachter alleen
de financiering van verbeteringen van het ver
pachte op zich kunnen nemen. Schaduwzijde van
deze methode is evenwel, dat krachtens het be
staande stelsel van pachtprijsbeheersing de door
de verpachter gemaakte investeringskosten niet
in voldoende mate kunnen worden doorberekend
in de pachtprijzen.
Afbraakrecht en opstalrecht
Financiering door de pachter geschiedt op het
ogenblik veelal, ook bij onze banken, met behulp
van het z.g. afbraakrecht: een recht voor de
pachter om de door hem gebouwde opstallen te
allen tijde, zowel tijdens de duur als bij het
einde van de pacht, weer af te breken en zich
aldus van de vrijkomende materialen weer
eigenaar te maken. Dit recht kan de pachter dan
aan de bank cederen tot zekerheid voor de
terugbetaling van een opgenomen lening.
Er zijn echter aan dit afbraakrecht enige be
zwaren verbonden:
a. De medewerking van de eigenaar-verpachter
is vereist. Hij alleen kan, als juridisch eige
naar van de opstallen, de pachter een af
braakbevoegdheid geven. De pachter is bij
deze zekerheidstelling dus afhankelijk van de
bereidheid tot medewerking van de ver
pachter. Om van deze afhankelijkheid af te
komen is van verschillende kanten, ook uit
onze kring en met name door de Commissie
Landbouwkrediet (de Commissie-Verrijn
Stuart) in haar in 1960 uitgebracht rapport,
de wenselijkheid naar voren gebracht, dat
het afbraakrecht wettelijk (in de Pachtwet)
zal worden geregeld als een de pachter van
rechtswege toekomend recht, ten gevolge
waarvan de verpachter geen spaak meer in
het wiel zou kunnen steken.
b. Een afbraakrecht heeft slechts waarde, en is
dan ook voor geldgevers als zekerheid
acceptabel, voor zover de desbetreffende
opstallen gemakkelijk kunnen worden afge
broken en afbraakwaarde bezitten, hetgeen
als regel alleen in de tuinbouw (kassen en
warenhuizen) het geval is.
c. Volgens velen is het afbraakrecht niet be
stand tegen een hypotheek, die later door de
eigenaar op de verpachte grond zou worden
gevestigd. De opstallen vallen dan nl. ook
onder het hypotheekrecht en de pachter of
de bank, waaraan het afbraakrecht is ge
cedeerd, zouden zonder medewerking van de
hypotheekhouder hun rechten niet meer
kunnen uitoefenen.
Met het oog hierop wordt wel bepleit, dat de
verpachter aan de pachter een recht van opstal
met betrekking tot de door laatstgenoemde ge
stichte opstallen geeft. Een zodanig opstalrecht,
en dan ook het gebouwde, blijft nl. buiten bereik
van de houder van een later gevestigde hypo
theek. De pachter kan zijn opstalrecht met
hypotheek bezwaren.
Vervanging van pacht door erfpacht
Een andere manier om de pachter uit zijn
financieringsmoeilijkheden te helpen zou kunnen
bestaan in het omzetten van het pachtrecht in
een erfpachtrecht. Het erfpachtrecht is nl. (even
als het opstalrecht) een zakelijk recht, dat kan
worden overgedragen en met hypotheek be
zwaard. Hoewel ook aan deze oplossing be
zwaren kleven, waarvan prof. De Haan er enige
noemt (o.a. dat de verpachters hier in het alge
meen weinig voor voelen), wordt zij toch van
verscheidene kanten, en ook van onze kant, als
een van de best mogelijke oplossingen aan
bevolen.
Hypotheek op pachtrecht
In een nogal revolutionair voorstel ziet prof. De
Haan ook nog een uitweg voor de pachter: de
wet zou het mogelijk moeten maken, dat de
pachter zijn pachtrecht met hypotheek bezwaart.
Aan dit punt waren de meeste discussies van de
vergadering van 29 maart gewijd. Men bleek de
mogelijkheid om deze gedachte praktisch te ver
wezenlijken niet al te rooskleurig in te zien.
Bedacht moet bijvoorbeeld worden, dat vrij in
grijpende wijzigingen van de wetgeving, waar-
257