Juridische aspecten van de financiering
van de agrarische investeringen
Aan bovengenoemd onderwerp was de jaar
vergadering van de Vereniging voor Agrarisch
Recht op 29 maart jl. gewijd. Drie interessante
preadviezen vormden het uitgangspunt van de
discussies, waaraan door wel liefst twaalf
sprekers werd deelgenomen, onder wie prof. mr.
J. Drion, één van de ontwerpers van ons nieuw
Burgerlijk Wetboek. De preadviseurs: mr. Ph.
C. M. van Campen, directeur van de Coöpera
tieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven;
prof. mr. P. de Haan, hoogleraar in het burger
lijk en agrarisch recht te Delft en mr. P. A. Stein,
hoofd van de Juridische afdeling van de Coöpe
ratieve Centrale Raiffeisen-Bank, behandelden
respectievelijk de onderwerpen: ,,De financiering
van de agrarische investeringen", „Juridische
aspecten van de financiering van verpachte
grond en gebouwen" en „Een registratiepand
recht voor de agrarische kredietverlening in
Nederland".
In zijn bij wijze van inleiding geschreven ver
handeling noemt mr. Van Campen als een van
de belangrijkste vraagstukken, die zich thans
voordoen bij de financiering van de landbouw,
de sterk toegenomen kredietbehoefte en de
daartoe niet toereikende wettelijke mogelijk
heden van zekerheidstelling. Prof. De Haan en
mr. Stein geven een aantal suggesties om in
deze leemte te voorzien.
Financieringsmoeilijkheden van de pachter
De moeilijkheden, die de pachter op zijn weg
vindt bij zijn financieringen, met name wanneer
hij daartoe kredieten behoeft, zijn onze banken
maar al te goed bekend.
Prof. De Haan geeft er in zijn preadvies een
uitvoerige schets over. De moeilijkheden liggen
voor een belangrijk deel op juridisch terrein. Het
gebruiksrecht van de pachter ten aanzien van
de grond is nl. niet zakelijk, maar persoonlijk en
niet vrij overdraagbaar. Om deze reden kan de
pachter zijn recht niet in onderpand geven voor
het opnemen van krediet, in tegenstelling tot
bijvoorbeeld de erfpachter en de opstalhouder,
die een zakelijk, voor overdracht vatbaar recht
bezitten. Daar komt nog bij, dat door de pachter
gebouwde opstallen op de grond, zoals kassen
en warenhuizen, niet zijn eigendom worden,
doch eigendom van de verpachter, de eigenaar
van de grond. Volgens ons Burgerlijk Wetboek
immers omvat de eigendom van de grond de
eigendom van hetgeen op en in de grond is (de
z.g. natrekkingsregel).
Weliswaar geeft artikel 31 van de Pachtwet de
pachter recht op een naar billijkheid te bepalen
vergoeding, door de verpachter te betalen voor
de verbeteringen, welke door de pachter in de
laatst verlopen 20 jaren aan het verpachte zijn
aangebracht (het z.g. melioratierecht), maar aan
dit recht zijn ook bezwaren verbonden, die het
in het algemeen niet voor verpanding of zeker
heidscessie aanvaardbaar doen zijn. Het melio
ratierecht ontstaat nl. pas bij het einde van de
pacht, terwijl de aan de pachter verschuldigde
vergoeding lager wordt gesteld, naarmate de
pachter de vruchten van de aangebrachte ver
beteringen reeds heeft kunnen genieten. Het
melioratierecht kan derhalve, en zal ook vaak in
de praktijk, een waarde gelijk aan nihil blijken
te hebben, nu door het in de Pachtwet neerge
legde systeem van automatische verlenging van
de pachtovereenkomst de pacht in de regel een
zeer lange looptijd zal hebben.
Mogelijke oplossingen voor deze moeilijkheden
Prof. De Haan somt een aantal mogelijkheden
op, met behulp waarvan de financiering van ver
beteringen van verpachte grond zou kunnen ge
schieden. Hij onderscheidt hierbij de financiering
van verbeteringen door verpachter en pachter
gezamenlijk, door de verpachter alleen en door
de pachter alleen.
Verpachter en pachter kunnen samenwerken
bij de financiering doordat zij gezamenlijk de
kosten dragen, doordat de verpachter aan de
pachter een lening verstrekt of doordat de ver
pachter, als derde hypotheekgever, hypotheek
verleent op zijn onroerend goed terzake van een
door de pachter bij de bank te nemen krediet.
Ook is nog denkbaar, dat de verpachter zich
voor de pachter borg stelt ten behoeve van de
bank.
256