Wenken voor kassiers Termijnbetaling directe belastingen Door de in het vorige nummer van dit blad gegeven wenken met betrekking tot het gebruik van de adresseermachine, de verwerking van doorlopende betalingsopdrachten en automati sche giro's kwam de betaling van belastingen in termijnen iri de aandacht. Veel kassiers hebben geconstateerd, dat er verschillende cliënten zijn, die in plaats van zich te houden aan de op het aanslagbiljet aange geven vijf of meer maandelijkse termijnen, ouder gewoonte de belasting betalen in slechts twee termijnen zonder dat zij wegens het niet op tijd betalen van enkele maandelijkse termijnen door de ontvanger der directe belastingen worden gemaand. Deze kassiers vragen zich af of de op de achterzijde van het aanslagbiljet afge drukte wettelijke regeling van invordering inmid dels is gewijzigd of de „vereenvoudigde ter mijnbetaling" is geënt op een afspraak met die ontvanger. Hoe staat het hiermee? Is de wettelijke regeling gewijzigd? Blijkens het voorlopig verslag inzake het hoofdstuk IX B, financiën, van de Rijksbegroting voor het dienstjaar 1962 werd in de Tweede Kamer een soortgelijke vraag gesteld (46-6500/8), luidende: „Wordt ter beperking van de arbeid bij de invordering op de ontvangkantoren getracht voor de kohierbelastingen het aantal ter mijnen van betaling te verminderen? Zo ja, welke regeling wordt hiervoor toegepast en is daaraan algemene bekendheid gegeven? Indien dit laatste niet het geval is, wat is daarvan dan de reden?" Het antwoord hierop luidde: „Er zijn geen maatregelen genomen om het aantal termijnen van betaling voor kohier belastingen te verminderen." Afwijkende regeling? Een jaar later, bij de behandeling van de Rijksbegroting 1963, werd hierover gevraagd (38-6900/8): „Kan de minister bevestigen, dat enkele bankinstellingen, welke zich belasten met betaling van belastingen voor hun particu liere cliënten, op verzoek van ontvangers der directe belastingen, deze betalingen niet meer maandelijks verrichten, maar in niet meer dan twee termijnen en wel volgens het schema: bij 5 termijnen na de tweede en de laatste termijn; bij 6 of 7 termijnen na de derde en de laatste termijn; bij 8 of 9 termijnen na de vierde en de laatste termijn; bij 10 of 11 termijnen na de vijfde en de laatste termijn? Acht de minister deze betalingsregelingen voor de belastingplichtigen niet gunstiger dan de wettelijke maandelijkse betalings regeling? Is er geen aanleiding deze rege ling ook voor belastingplichtigen, die geen betaling per bank, maar b.v. per giro ver richten, mogelijk te maken?" Hierop luidde het antwoord: „Deze vraag kan in zoverre bevestigend worden beantwoord, dat de onderhavige aangelegenheid enige tijd geleden door de Nederlandse Bankiersvereniging aan de orde is gesteld. Daarbij is gebleken, dat één harer leden met een niet nader aangeduide ontvanger was overeengekomen de betalin gen ten behoeve van haar cliënten volgens het in de vraag bedoelde schema te verrich ten. De vereniging is naar aanleiding daar van medegedeeld, dat haar verzoek om goed te keuren, dat een dergelijke betalings wijze landelijk zou worden toegepast, niet voor inwilliging vatbaar is. Hieraan ligt de overweging ten grondslag, dat de Invorde- ringswet de uitdrukkelijke bepaling bevat, dat aan het einde van elke maand een be talingstermijn vervalt. Een goed invorde- ringsbeleid brengt mede, dat de belasting administratie er niet toe kan medewerken, dat afwijking van deze wettelijke regel wordt gestimuleerd. Niet alleen toch zou ver traagde betaling leiden tot groter rentever- 254

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 28