der firmanten persoonlijk 10.000,en zou bij liquidatie van de firma het firmavermogen 25.000 bedragen, dan zou bank A haar gehele vordering uitbetaald krijgen en bank B slechts 5.000,(althans voorzover betreft het firma vermogen). Hierdoor bezit de firma, en zeker een firma met een aanzienlijke inbreng, een grotere kredietwaardigheid dan de gewone maatschap. Voorts zijn de firmanten hoofdelijk aanspra kelijk voor de firmaschulden (d.w.z. dat zij ieder voor het volle bedrag van de door hen te zamen aangegane schuld kunnen worden aan gesproken), terwijl de maten ieder slechts voor gelijke delen der maatschapsschuld aansprake lijk zijn. Dit laatste wordt echter in de praktijk (ook bij onze banken) aldus ondervangen, dat de maten zich bij het aangaan van een ge zamenlijke schuld uitdrukkelijk hoofdelijk ver binden voor die schuld. De commanditaire vennootschap De commanditaire vennootschap is een vorm van samenwerking tussen personen, waarvan sommigen het kapitaal verschaffen, en anderen het beheer voeren. De eersten worden comman ditaire, de tweede beherende vennoten ge noemd. Wanneer er meer dan één beherend vennoot is, vormen de beherende vennoten te zamen weer een vennootschap onder firma, met de bekende, hierboven uiteengezette gevolgen van dien (afgescheiden vermogen, hoofdelijke aansprakelijkheid). De commanditaire vennoten zijn slechts geldschieters, hebben geen be moeienis met de bedrijfsvoering, en treden niet naar buiten op voor de vennootschap. Ofschoon bij ons weten de commanditaire vennootschap in de landbouw niet veel voor komt, is deze figuur denkbaar in het kader van de bedrijfsopvolging, wanneer nl. de vader zich zou willen terugtrekken uit het bedrijf. Hij zou dan het bedrijf ter beschikking van zijn zoon(s) kunnen stellen, zulks in de vorm gieten van een commanditaire vennootschap, en daarbij een winstaandeel kunnen bedingen bij wijze van voorziening in zijn levensonderhoud. Samenwerking in pachtbedrijven Bij het boven uiteengezette is uitgegaan van eigenaarsbedrijven. Ook bij pachtersbedrijven kunnen de behandelde samenwerkingsvormen toepassing vinden. Voor de bedrijfsopvolging zijn zij evenwel niet van grote betekenis, omdat de inbreng in eigen dom en het verblijvensbeding slechts de roe rende goederen (dode en levende inventaris) kunnen betreffen: het onroerend goed is im mers eigendom van de verpachter. De overgang van het recht van de pachter op één van de erfgenamen bespraken wij in het vorige artikel (april 1963). Noordijk: f 4 miljoen De heer A. Hennink, voorzitter van het bestuur van de Coöperatieve Boerenleenbank „Noor- dijk", overhandigt een enveloppe met inhoud aan de heer A. Kruizinga, die met zijn storting de spaargelden bij de bank de 4 miljoen deed passeren. Naast de heer Kruizinga: mej. C. Lam en me vrouw en de heer te Spenke, die respectievelijk voor en na de heer Kruizinga een storting ver richtten. Ook zij ontvingen een geschenk onder couvert. 250

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 24