vennoten (de personen die de maatschap heb
ben aangegaan) in beginsel gelijkberechtigd
al kan in het maatschapscontract de regeling
worden getroffen, dat b.v. alleen de vader het
beheer uitoefent.
De inbreng van goederen in de maatschap
vereist enige nadere bespreking. Daarbij moet
worden onderscheiden of de goederen in eigen
dom worden ingebracht dan wel uitsluitend in
gebruik en genot. Worden de goederen in ge
bruik ingebracht, dan worden zij gemeenschap
pelijk eigendom van de maten.
De maatschap is nl. geen rechtspersoon en
kan daarom als zodanig ook geen eigendom
verwerven of andere rechtshandelingen ver
richten. Dat kunnen alleen de maten gezamen
lijk.
De inbreng van goederen in gebruik en ge
not betekent, dat de eigendom dier goederen
bij de individuele, inbrengende maat blijft (de
goederen blijven dus op zijn naam staan), doch
dat de goederen gemeenschappelijk worden ge
bruikt om het maatschapsdoel te bereiken.
In vele maatschapscontracten wordt niet dui
delijk vermeld of de goederen in eigendom of
slechts ten gebruike worden ingebracht. Willen
de maten een inbreng in eigendom, dan zullen
zij dat met zoveel woorden in het maatschaps
contract moeten aangeven. Wanneer het daar
bij de inbreng in eigendom van een onroerend
goed betreft (een boerderij b.v.), zal bovendien
het maatschapscontract notarieel moeten wor
den verleden en in de openbare registers over
geschreven (of althans dat gedeelte van het
contract, waarin de inbreng van het onroerend
goed wordt geregeld).
Hier ligt het belang van de maatschap als
methode tot bedrijfsopvolging. De maatschap
kan nl. slechts aan dat deel dienstbaar
zijn, wanneer de maatschapsgoederen in eigen
dom zijn ingebracht en wanneer bovendien
een z.g. verblijvensbeding is gemaakt. Een
verblijvensbeding (in het maatschapscontract
op te nemen) houdt in, dat bij overlijden van een
der maten de in de maatschap ingebrachte
goederen aan de andere ma(a)t(en) zullen ver
blijven, onder gehoudenis voor laatstgenoem
de^) om aan de erfgenamen van de over
ledene hun erfdeel in geld uit te betalen. Tevens
kan worden bepaald, dat deze uitbetaling in
termijnen zal geschieden.
Wij zien derhalve twee belangrijke voordelen
verbonden aan de bedrijfsopvolging door mid
del van de maatschap: dat de niet in het be
drijf opvolgende kinderen met een uitkering van
hun erfdeel in geld genoegen moeten nemen en
dat de bedrijfsopvolger niet ineens behoeft,
maar in termijnen mag uitbetalen. Zulks in
tegenstelling tot de erfopvolging, waarbij geen
maatschap in het spel is, en, wat de termijn-
gewijze voldoening betreft, ook in tegenstelling
tot de ouderlijke boedelverdeling (zie het vo
rige artikel in het nummer van april 1963).
In het maatschapscontract zal ook de winst
verdeling moeten worden geregeld. Op grond
daarvan zal de zoon recht op een aandeel in de
winst kunnen krijgen, hetgeen voor hem de
financiering van de bedrijfsovername kan verge
makkelijken. Velen achten het ook juister dat
de zoon voor zijn werkzaamheden op de boer
derij een aandeel in de winst heeft, en aldus
betrokken is bij het wel en wee van het bedrijf,
dan dat hij, zoals bij een arbeidsovereenkomst,
een vast bedrag krijgt uitbetaald.
De vennootschap onder firma
De vennootschap onder firma is een bijzonder
soort maatschap. Hetgeen wij hierboven op
merkten met betrekking tot de bedrijfsopvolging
over de maatschap geldt evenzeer voor de
firma.
Ook de firma is geen rechtspersoon. Maar
wel onderscheidt zij zich in enkele andere op
zichten gunstig van de gewone maatschap.
In de eerste plaats heeft de firma een afge
scheiden vermogen. Dat wil zeggen, dat de
goederen, die in eigendom in de firma zijn in
gebracht, alsmede de ingebrachte gelden, welis
waar gemeenschappelijk eigendom van alle fir
manten (vennoten) zijn, maar bovendien afge
scheiden van de vermogensbestanddelen der
afzonderlijke firmanten, die niet in de firma zijn
ingebracht. Op dit afgescheiden firmavermogen
hebben de firma-crediteuren bij voorrang ver
haal voor hun vorderingen boven de privé-cre-
diteuren van de firmanten. Zou b.v. bank A aan
de firma (d.w.z. de gezamenlijke firmanten)
20.000,hebben geleend en bank B aan één
249