Kroniek van land- en tuinbouw In de meeste commentaren op de verkiezings uitslag is er op gewezen, dat het gevoel van onbehagen, dat onder een groot deel van de boerenbevolking heerst, ook in het stemhokje tot uiting gekomen is. Vooral in de veehouderij en op de gemengde bedrijven manifesteert zich een groeiende ontevredenheid over de resultaten van het landbouwbeleid. Men constateert dat de landbouw geen deel heeft in de stijgende wel vaart doch, integendeel, sterk achterblijft bij de welvaartsontwikkeling waarin andere bevolkings groepen zich mogen verheugen. Tegenover steeds toenemende kosten ziet men een ver slechtering van de bedrijfsinkomsten. Bovendien bekruipt met name de boeren op het kleinere bedrijf een gevoel van onbehagen en onrust, omdat deze bedrijven de snelle economische ontwikkelingdie met zich brengt dat de arbeid steeds hoger wordt gewaarderd onvoldoende kunnen bijhouden, tenzij men de traditionele bedrijfsvoering gaat aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden. Hetgeen betekent: investeren. Hiervoor ontbreken echter veelal de middelen. Bovendien mist men dan nog het zo nodige vertrouwen in de toekomst van onze landbouw. En wanneer de kleine boer dan steeds weer hoort, en niet alleen van buiten staanders maar ook van de minister en zelfs van zijn eigen organisaties, dat er nog veel meer agrariërs moeten afvloeien, dat er te veel be drijven zijn en dat er meer wordt geproduceerd dan kan worden afgezet, dan is het geen wonder dat een gevoel van onbehagen en onrust, van verbitterdheid zelfs, zich van hem meester maakt. Ongunstige situatie in veehouderij Dat de groeiende ontevredenheid niet geheel ongegrond is, blijkt wel heel duidelijk uit een recent onderzoek van het L.E.I. naar de bedrijfs resultaten van het laatste jaar. Voorlopige be rekeningen van de uitkomsten van een aantal L.E.I.-bedrijven over het per eind april afge sloten boekjaar tonen nl. aan, dat het inkomen op tal van weide- en gemengde bedrijven tot een bijzonder laag peil is teruggelopen. Bij veel bedrijven, die met grote verliezen moesten wer ken, is de situatie bepaald zorgelijk. Zo blijkt uit de voorlopige gegevens, dat in het consumptiemelkgebied van Zuid-Holland en Utrecht het gemiddelde arbeidsinkomen van de boer, zonder overuren, op de L.E.I.-bedrijven nog geen 2.000,heeft bedragen. In de zo genaamde overgangsgebieden kwam dit gemid delde arbeidsinkomen in 1962/1963 zelfs nog niet op f 500,Hoewel ook in voorgaande jaren de situatie niet gunstig was, is deze thans nog aanzienlijk verslechterd. Gemiddeld over alle veehouderijgebieden ligt het gezinsinkomen, volgens de voorlopige L.E.I -eijfers, ongeveer 3.000,lager dan het vorige jaar. Deze slechtere uitkomsten zijn vooral veroor zaakt door de aanmerkelijk lagere slachtvee- prijzen, doordat de melk gemiddeld nog geen 26 cent opbracht en door de veel hogere kosten van aangekocht krachtvoer. Veevoer dat wel werd gekocht, maar uit de opbrengst niet kon worden betaald. Zo stegen de openstaande vorderingen bij de mengvoederindustrie in 1962 tot circa 350 miljoen gulden! Ook de cijfers van het gemengde bedrijf ver tonen een bedroevend beeld. De gemengde be drijven in het oostelijk zandgebied leverden nogmaals volgens de voorlopige berekenin gen een arbeidsinkomen voor de boer van f 3.000,In het zuiden kwam men gemiddeld wat hoger, nl. op f 5.000, Het is duidelijk, dat een dergelijk niveau van bedrijfsuitkomsten gemeten op de, betere, L.E.I.-bedrijven niet alleen ontoereikend is om de agrarische beroepsbevolking een redelijk arbeidsinkomen te bieden, maar ook de onder nemingen niet in staat stelt het noodzakelijk eigen deel van de middelen te kunnen sparen, die vereist zijn voor de modernisering van de bedrijfsvoering. Het is echter ook duidelijk, dat achter deze cijfers van bedrijfsuitkomston veel menselijke zorg en menselijk leed schuil gaan. Hiervoor zal onze hele volksgemeenschap ook bij het geven van gestalte aan het land bouwbeleid een open oog moeten hebben. Landbouwschap richt zich tot kabinetsformateur Nu een nieuwe regering zich opmaakt om het roer voor de komende 4 jaren in handen te nemen, heeft het Landbouwschap de wensen 187

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1963 | | pagina 9